Samenvatting
Een oude vrouw is uitgegleden in bad en kan er op eigen kracht niet meer uit. Haar geroep om hulp wordt niet gehoord. In de bange uren (wellicht dagen) die ze in de steeds verder afkoelende badkuip doorbrengt komen herinneringen boven aan aangrijpende gebeurtenissen in haar leven: een tragische zelfmoord, de dood van haar kind, en het gruwelijke levenseinde van een van de pastoors in het dorp. Naarmate de tijd verstrijkt neemt haar desoriëntatie toe en wordt de kans dat ze bevrijd wordt alsmaar kleiner.
Het badhuis is een aangrijpend en tijdloos verhaal over de onontkoombaarheid van veranderingen en verval. Een oude vrouw overdenkt in een uiterste benarde positie haar hele leven. Zal ze op tijd gevonden worden? Had ze anders moeten leven?
Ze waren samen opgegroeid, samen naar school gegaan, naar het badhuis, naar de spuikom om te gaan zwemmen, ze hadden samen mosselen gezocht langs de dijk, of lamsoor gesneden. Het was wonderlijk hoe veel je toen in één dag kon doen. De zon scheen over de wereld en de wind was een warme vleugelslag van een grote zomervogel. Het regende nooit.