Samenvatting
Het is voorjaar 1934. In een modderige polder ten zuiden van Amsterdam gaat de eerste schep de grond in voor wat het grootste stadsbos ter wereld zou worden: het Amsterdamse Bos. In de decennia hierna groeide het Bosplan uit tot een uniek project. Het aanleggen van een bos in de polder was een technologisch hoogstandje en het moderne ontwerp van Cornelis van Eesteren en Jakoba Mulder baarde opzien in binnen- en buitenland. Uniek waren ook de omstandigheden waaronder het Bos tot stand kwam. In de moeilijke crisisjaren maakten de duizenden tewerkgestelde Amsterdammers de aanleg mogelijk. Vooral met de hand en tegen minimale vergoeding groeven zij de waterlopen, legden de drainage aan en wierpen oevers, heuvels en paden op. Het Amsterdamse Bos diende een sociaal doel: het moest ontspanning en natuurgenot bieden aan alle lagen van de Amsterdamse bevolking. Hiermee werd het Bos het eerste, grote recreatielandschap van Nederland. Hoe kwam dit megaproject tot stand? Welke ideeën lagen aan het ontwerp ten grondslag? En hoe ontwikkelde het zich van pril bosje tot volwaardig natuurgebied met ijsvogels, ringslangen, geiten en talloze andere plant- en diersoorten? Dit boek vertelt de verrassend rijke geschiedenis van 85 jaar Amsterdamse Bos.