Samenvatting
Met goed onderwijs zijn grote belangen gediend. Niet verwonderlijk dus dat politici, bestuurders en belangenbehartigers het onderwijs willen beheersen en veranderen. Zij richten zich daarbij met name op leraren, die daardoor steeds minder ruimte ervaren om een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan de essentie van onderwijs: het voortdurende scheppings- en wordingsproces van ieder kind en de wereld. De pedagogische relatie tussen leraar en leerling komt zo steeds meer onder druk te staan. Het gebrek aan professionele ruimte en het gevoel in de pedagogische relatie tekort te schieten, begint steeds meer mensen in het onderwijs te beknellen. Zij zijn de bestuurlijke drukte en de stapeling van beleid beu en willen terug naar de kern: waartoe dient het onderwijs?Om over die vraag een 'goed gesprek' te kunnen voeren, is een gemeenschappelijke vocabulaire noodzakelijk. In dit boek ontwikkelt en onderbouwt Dolf van den Berg die gemeenschappelijke taal, waarbij hij onder meer teruggrijpt op pedagogische thema's en begrippen die in de afgelopen vijftig jaar 'onder de mat' zijn geveegd, zoals de pedagogische vrijheid, de waardigheid van elke mens, de pedagogische relatie, het wederkerig proces van geven en ontvangen, het geloof in de kracht van mensen, de hoop op de toekomst en de liefde in de vorm van voor elkaar beschikbaar zijn: het 'jij-dat-mij-ter-harte-gaat'. Aan allen die groots willen dromen en denken!