Fragment
Martiens hand lag vertrouwd in de mijne, alsof niet alles opeens anders was geworden.
Hij had nog geen woord gesproken. Opeens stond hij op en even was ik bang
dat hij de kamer uit zou lopen, weg uit dit gesprek wat niet over hem ging. De arts
hield verbaasd haar mond en samen keken we naar Martien die kaarsrecht naast
14
zijn stoel stond, mijn hand hing nog steeds in de zijne. Zo snel als hij opstond,
zo plots liet hij zich weer op de stoel zakken. Mijn sterke man. Ongeneeslijk ziek.
Een klein half uur later liepen we samen de behandelkamer uit, beduusd en in
totale verwarring verstrikt geraakt. Wat was hier net gebeurd? Wat was er allemaal
gezegd?
‘Meneer van der Weele, wacht nog even’, de neuroloog snelde achter ons aan met
een briefje in haar hand. ‘Hier, de contactgegevens van een psycholoog. Dat zult
u nodig hebben.’
×