Eens
Hij had zo veel, wilde zo veel, keek om zich heen en zag dat anderen deden en hadden wat ook hij wilde. Maar om een bepaalde reden werkte het lot hem tegen.
Wat hij was verdween en wat hij wilde werd hem ontnomen, om redenen die hij niet kon begrijpen.
En nu, nu schrijft hij dit en heeft besloten zijn lot in eigen handen te nemen.
Eindelijk gaat hij dan toch terug vechten, verliezen kan hij niet meer. Hopen doet hij ook niet meer en wachten al helemaal niet.
Nu is de tijd en hij slaat toe, waagt de sprong in het diepe waar hij al veel te lang werd ingeduwd.
Eens komt de dag dat ik doen en laten kan wat ik wil.
Eens komt de dag dat ik ze allemaal kan zeggen; Kijk jullie wilden mij niet, nu krijg je me niet meer!
En dan zal ik lachen.
Dan zal ik degene zijn die hen de trap na geeft en nooit meer andersom.
Elfen
Hij had er over gehoord, gezien in films en gelezen in boeken. Hij dacht dat ook hij één van hen was en treurde. Want de magie, de kracht in hem was nauwelijks nog aanwezig.
Oh ja, hij was rebels en ja, hij kon vechten. Dan kwam zijn oude ge-orven kracht weer in hem boven. Maar normaal gesproken was hij stil, rustig en een beetje droevig gestemd.
Niet uiterlijk maar innerlijk terwijl tegelijkertijd binnen in hem een strijd woedde om dit zo te houden.
Toch verlangde hij naar de kracht, de magie, het weten, het horen en het voelen van alles om hem heen.
In dromen keerde hij terug, terug naar tijden uit mythen en legenden, daar lééfde hij. Daar was hij de koningszoon in een wereld vol magie.
In zijn dromen trok hij ten strijde tegen het steeds opkomende kwaad en steeds met behulp van zijn wederhelft en beschermers wist hij het kwaad te verslaan.
Maar nu waren de tijden veranderd, het kwaad had andere vormen aangenomen en sloop stil steeds een stukje verder de wereld in.
En niets was er dat hij kon doen.
Niemand, althans weinigen, geloofde nog in elfen of hoe je ze ook wilde noemen. De mensen die geloofden werden uitgelachen of wilden ze vangen om er rijk van te worden.
Zijn soort werd alom gevreesd en dus gevangen of gedood. Dit was voor hem een reden zich rustig te houden.
Toch wilde hij wat doen om het kwaad tegen te gaan maar daarvoor was tegenwoordig meer nodig dan afstammeling zijn van een koningshuis.
Vroeger waren het de koningen die het land regeerden, nu waren er presidenten, parlementen en ambtenaren.
Een koning had niet veel meer te zeggen.
Een koning werd gezien als een statussymbool, een luxe artikel van een land.
Dus zocht hij een andere manier, de manier van de magie.
Hij wachtte tot de mensen er weer aan toe waren en meer geloofden in magie.
Tot die tijd moest hij wachten, hij moest wachten op het moment dat hij zijn krachten weer zou kunnen gebruiken.
Droomvoer
Hij komt ’s-nachts, wanneer je slaapt. Via dromen komt hij binnen.
Met dromen en angst voedt hij, moordt hij.
Op het moment dat hij naderde, schrok ik wakker. Ik draaide mijzelf om en zag hem. Zelfs in het weinige licht kon je hem duidelijk zien.
Zijn gerafelde, versleten mantel. Zijn hoed met brede rand. De gehavende staf omsloten door handen, gestoken in kapotte, vingerloze handschoenen. Maar vooral de blauwgrijze huid en de diepliggende, zwarte ogen blijven mij voor altijd bij.
Zijn grijns liet een rij gehavende tanden zien. Tanden die er ondanks de verwaarloosde staat toch gevaarlijk scherp uitzagen.
Zijn rechter hand kwam omhoog als een niets betekenende groet.
De messcherpe nagels blonken bleek in het weinige licht van de maan.
In een reflex wierp ik het eerste dat ik in mijn handen kreeg in zijn richting, wetend dat dit waarschijnlijk mijn laatste daad zou zijn voordat .....
Nog met de grijns op zijn gezicht en zonder zijn blik van mij af te wenden greep hij het ding met zijn ‘begroetende’ hand en .... kneep.
Een snerpend, krakend geluid klonk gedempt in de kamer.
Mijn daad had weinig nut gehad, of .....
De grijns verdween van zijn gezicht en iets van woede en verbazing schemerde door in zijn ogen. Langzaam draaide hij zijn hand om deze te bekijken.
Vol afschuw keek hij neer op zijn hand, de scherven van de spiegel (die ik had gegooid), staken door zijn hand. Dieprode vloeistof drong door de kapotte handschoen en druppelde op mijn vloer. Verbazing verdween van zijn gezicht, plaats makend voor wanhoop.
Een ijzingwekkende kreet galmde door de nacht. Langzaam begon hij op te lossen als wegtrekkende mist, totdat er niets meer van hem over was. Hij was weg, verslagen. Dankzij een kleine spiegel.
Even zouden de nachten rustig verlopen totdat hij terug zou komen ....
Ik schrok wakker en keek door de donkere kamer, alles was stil.
Het was een droom.
Het spiegeltje naast mijn bed heb ik nooit meer kunnen vinden.
×