Samenvatting
Al sinds zijn studietijd aan de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg (1984-1990) tekent en aquarelleert Herman Kuypers (Velden, 1965) stoelen. Althans stoelachtige objecten, want hoewel we de stoel in zijn meest klassieke vorm wel degelijk herkennen, zouden de meeste van zijn objecten in werkelijkheid als zitmeubel absoluut onbruikbaar zijn. Of zoals hij zelf zegt: ‘Sommige stoelen zijn misschien niet zo nuttig. Het gaat eigenlijk meer om de manier van denken.’ Geen ander meubel dient ons meer dan de stoel, aldus Kuypers. Het is het meubelstuk waarmee wij mensen het meest verbonden zijn: door rug- en armleuning en zitting. Zij hebben poten, wij benen. Door zijn manier van werken voegt hij niet zelden menselijke trekjes toe. Vaak worden het personages, die kunnen vergaderen, ruziën en in optochten lopen. Ook blijken er flink wat cartooneske mogelijkheden in te zitten. Zo heeft hij de stoelachtige in de loop der jaren al heel wat geheimen ontfutseld en er ook tal van nieuwe verhalen aan toegevoegd. Door de menselijke trekjes, beschouwt hij zijn oeuvre inmiddels als een hechte familie. Zijn familie. In dit boek is Herman Kuypers over zijn werk uitvoerig in gesprek met journalist Kees Verbeek. Onder meer over de vraag die hij steevast krijgt als hij een inleiding geeft bij een expositie: ‘U doet dit nu al zo lang, kunt u er nog wel van loskomen?’