Fragment
Uit: Deel I Axels Keuze
Ze bestudeert mij. Haar ogen stofzuigeren over mijn gezicht. ‘Axel, zeg eens, je wilde toch wandelen?’ Haar stem daagt me uit en opeens is daar weer haar lach. ‘Je hebt niet erg veel tekst. Je vergeet hem trouwens wel erg vaak. Ik moet jou van allemaal het meest helpen. Soms verdenk ik je ervan dat je net doet alsof, omdat je het leuk vindt om mij in te laten springen. Vooral…’ Ze stopt en gniffelt. Een binnenpretje dat ze niet met me deelt. Uit haar tas vist ze een pakje sigaretten dat ze ongeduldig openmaakt. Als ze het cellofaan weer terug in haar tas heeft gefrommeld, duwt ze met moeite een paar sigaretten half uit het pakje, als soldaten stijf in het gelid, en houdt ze mij voor.
Ik heb ter plekke spijt dat ik niet rook.
‘Die naam van jou?’ vraag ik.
Ze blaast een teug rook uit. ‘Ja?’
‘Waarom hebben jouw ouders je Ariadne genoemd?’
‘Griekenland. Mijn moeder is Griekse.’
‘Oh, dat verklaart veel.’
Haar blik is onderzoekend. ‘Wat verklaart het dan?’
Ik voel dat ik tot in mijn haarwortels kleur voordat ik mijn antwoord kan samenstellen. Je hebt een mythische complexie.’
Haar heldere lach weerkaatst deze keer tegen het universiteitsgebouw. ‘Ik heb veel omschrijvingen gehoord, maar deze lijst ik in.’
Mijn tred wordt ter plekke lichter.
‘Ken je het verhaal achter mijn naam?’ Ze stopt en drukt geroutineerd de peuk uit met haar schoen. Krachtig draait de neus van links naar rechts. Daarna stopt ze het peukje in haar tas. Het cellofaan ritselt onder haar ongeduldige vingers. Zonder mijn ant-woord af te wachten begint ze te vertellen.
‘Het is eigenlijk een triest verhaal uit de Griekse mythologie. Het gaat over de onstandvastige minnaar. Op Kreta leefde de Minotaurus, een schepsel met de kop en de staart van een stier, maar met het lichaam van een man. Hij zat opgesloten in een labyrint en leefde op mensenvlees. Elk jaar werden zeven Atheense jongens en meisjes het labyrint in gedreven. Theseus, de zoon van de koning van Athene, was ervan overtuigd dat hij de Minotaurus wel zou kunnen doden. Op Kreta aangekomen ontmoette hij Ariadne, de dochter van koning Minos. Zij werd verliefd op Theseus. Ze gaf hem een koord om de weg uit het labyrint terug te vinden. Dat deed ze niet belangeloos. Ariadne was bereid Theseus te helpen op voorwaarde dat hij, zodra hij de Minotaurus onschadelijk had gemaakt, met haar zou trouwen en samen met haar naar Athene zou terugkeren. Ze wilde dolgraag weg van het eiland, naar het vasteland. Theseus ging het labyrint binnen, doodde de Minotaurus en vond dankzij het koord van Ariadne de uitgang terug.’
‘Maar het was geen happy ending?’
Ze loopt verder. Ik volg.
‘Nee, niet bepaald. De ondankbare Theseus, de schurk, nam Ariadne eerst mee op zijn schip naar het eiland Naxos, op weg naar Athene. Daar liet hij zich ‘s nachts overtuigen door een beeldschone nimf, ik ben haar naam vergeten, om voor haar te kiezen. Met die nimf had hij al eerder een affaire gehad. Hij verdween stiekem en liet Ariadne gewoon stikken. De volgende dag kwam Dionysos, de god van de wijn, op haar gejammer af en trouwde met haar.’
Haar donkere ogen zoeken de mijne. Alles hangt af van wat ik nu ga zeggen. Ik kan maar één ding bedenken.
‘Theseus was een sukkel.’
×