Samenvatting
In de Oudheid golden de vroedvrouwen (vroede = wijs) als vrouwen die over kennis beschikten van zowel anticonceptionele als vruchtafdrijvende middelen. De clerus beschouwde hun werk als strijdig met bijbel- en kerkleer: ''met smart zult gij kinderen baren'' zou niet alleen als straf voor Eva maar ook voor alle vrouwen gelden. De heksen, zoals de verloskundigen vanaf ongeveer 1500 werden genoemd, konden hun werk alleen doen met behulp van de duivel die als realiteit werd opgevat. Deze mening werd versterkt door pauselijke encyclieken en de propaganda van de jezuïeten waardoor in de 16de en 17de eeuw tal van onschuldige vrouwen en tovenaars door verbranding, onthoofding of wurging om het leven werden gebracht.