Samenvatting
Veel mensen, in Nederland al gauw tienduizenden, beschikken over een te goed, te gevoelig, afweersysteem, dat overdreven reageert op bepaalde lichaamsvreemde eiwitten in hun omgeving, in hun voedsel, in insectengif of zelfs in geneesmiddelen. Vaak beperkt de systeemfout zich niet tot één reactie.
Op jonge leeftijd is er meestal sprake van eczeem, al of niet in combinatie met
een voedselallergie; vervolgens ontwikkelt zich in de loop der jaren allergisch
astma of een allergische rhinoconjunctivitis in combinatie met een allergie voor inhalatie-allergenen. Dit beloop in de tijd wordt de atopische mars genoemd. Astma, eczeem en rhinitis zijn onderdeel van het atopiesyndroom en komen bij het merendeel van de patiënten in wisselende combinaties voor. Atopische patiënten kunnen naast deze abnormale immuunrespons op lichaamsvreemde eiwitten ook een genetische aanleg hebben voor een verhoogde immunologische reactiviteit in de organen die in contact komen met het allergeen. Bij een groot deel van de atopische patiënten leidt deze hyperreactiviteit op den duur tot een chronische allergische ontsteking in het
betreffende orgaan. Men spreekt dan van een allergische ziekte.
We kunnen dus van veel patiënten spreken. Bovendien kan allergie een enorme impact op de kwaliteit van leven hebben, zowel acuut (denk aan insectenallergie) of chronisch (denk aan allergische ontstekingen van huid, longen of ogen).
Logisch dat ook een heel legioen artsen met allergologie te maken heeft: kinderartsen, jeugdartsen, huisartsen, internisten, longartsen, kno-artsen, dermatologen en oogartsen.
Dit Handboek allergologie is gericht op de medicus practicus; de redactie en auteurs nemen hem/haar mee in de spreekkamer, waar een patiënt symptomen vertelt of laat zien die suggestief zijn voor een allergische reactie of een allergische ziekte. Het praktische aspect van het handboek wordt mede onderstreept door de aanwezigheid van protocollen voor diagnostiek en therapie en verwijzing naar bestaande richtlijnen.