Samenvatting
‘Ik zag haar voor het eerst op een vroege decembermorgen. We waren in ons vakantiehuis op de Ezelberg en iedereen, inclusief de ochtend zelf, sliep nog. Ik knipte de lamp aan en precies op dat moment verscheen ze in het raam, omgeven door licht, een klein vrouwfiguurtje, perfect in haar eenvoud. Het was of er een elektrische schok door me heen trok. Ik vermoedde al langer dat er geesten in dit huis woonden. Meteen stelde ik mezelf gerust: dit was geen geest, maar een weerspiegeling van mijn eigen lichaam. Kijk maar, ze had precies mijn vorm en precies mijn gezicht, ze was alleen veel kleiner.’ In Haar vertrouwde gedaante raakt de hoofdpersoon in de ban van degene die ze in de spiegel ziet. Is ze het zelf? Of is het een vrouw die haar iets wil zeggen over haar bestaan? In deze novelle staan de verdubbelingen van de werkelijkheid centraal. Onze schermrealiteit, de geesten waar we mee samenleven, hoe we onszelf in de wereld projecteren. Het is de vraag wie er precies gek is, de hoofdpersoon of degenen die het niet zien en gewoon doorleven.