Samenvatting
Het gymnasium bestaat sinds 1876 en was lang de enige weg naar alle universiteiten. Zo werd het de eliteschool van Nederland. De gymnasiale cultuur heeft vele decennia doorstaan en bloeit nog altijd.
Gymnasiasten kunnen zingen in het Latijn, weten wat ceterum censeo betekent en wanneer Caesar werd vermoord. De exclusiviteit en kennis van sociale codes leidden tot een hoogopgeleide klasse met een gevoel van wederzijdse herkenning.
Wat bepaalt de wonderlijke aantrekkingskracht van die geheimtaal? En waarom wekt die tevens weerzin op? Hoe komt het dat scholieren veel tijd willen besteden aan dode talen? Dit boek vertelt de geschiedenis van het gymnasium in persoonlijke verhalen en herinneringen.