Fragment
Beste mensen,
Het leven in de Peruaanse bergen gaat niet altijd over rozen, zo weet ik sinds de afgelopen dagen. Sinds een paar uur ben ik weer even terug in de bewoonde wereld van Arequipa, na drie dagen verstoken te zijn geweest van enig comfort. De Cañon del Colca, naar verluidt de diepste kloof ter wereld, is wat dat betreft onverbiddelijk. Geen internet, toiletpapier, centrale verwarming of warm water. Geen elektriciteit? Vooruit, dat nog net wel. Het bier moet immers koud kunnen staan en de live-uitzending van Real Madrid - Barcelona op de voet gevolgd. Blijkbaar weet men ook hier de juiste prioriteiten te stellen.
Maar goed, om het gebrek aan comfort maalde ik vooraf al niet. Gelokt werd ik voornamelijk door de prachtige plaatjes. Schitterende beelden van robuuste kloven, afgewisseld met groen gebergte, natuurlijke terrassen en alle flora en fauna die daarbij horen. Lama’s, vicuña’s (een kleine lama) en natuurlijk de condor, hét symbool van de Andes, díe zouden van mijn bezoek aan de canyon onbetwist een onvergetelijke maken.
En onvergetelijk werd het.
En de gids had het nog zo slim aangepakt! Om hoogteziekte te voorkomen, zouden we de eerste dag alleen maar hoeven dalen. Lekker een stukje van de berg af: wat kan er dan nog misgaan zou je zeggen?
Ehm, nou, ik eh, ik verstapte me dus.
Na een half uurtje.
Kiezeltje.
Oeps.
En ter relativering: ik ben het ravijn niet ingegleden. Ik heb niets gebroken, dus ach. En de eerste gedachte is, stoer als ik (heel soms) ben: “een gekneusde voet, dat overleef je wel. Hup Dirk, stoere kerel! Je hoeft alleen maar berg af!”
Maar dan vergeet je toch even dat elke pijnscheut extra energie kost. Dat het lichaam nog moet wennen aan dat rare Andes-gebergte met die moeilijke zuurstof en je dus sowieso al minder adem hebt. En dat je, toch enigszins geschrokken, elke stap overweegt. Hoe neem ik het minste risico? Hoe vermijd ik de pijn? Gevolg is wel dat ik mijn ooit zo plechtige belofte nooit meer te vloeken een keer of vijftien met voeten heb getreden (hm, ongelukkige woordkeus). Gevolg is ook dat je als een soort Kenny van Hummel achter de troepen aan blijft hobbelen, in de hoop dat de finish nog open is.
Opgeven? Geen optie. Geen auto die er kan komen, dus je moet wel door. En met de gedachte dat de plaatselijke cocktail Pisco Sour in de oase op je te wachten staat, red je het uiteindelijk op je tenen. Veelal letterlijk.
Gelukkig is het heerlijk slapen in de bergen en de dag erop was ondergetekende dan ook optimistisch gestemd. En de eerste meters gingen best okay. Maar toen ging het ineens omhoog...
Beste mensen, ik weet het. Ik heb nooit gepretendeerd een sportman te zijn. Wel integendeel, alles aan mij is geschapen om het juist níet te zijn. Maar een bergje opklimmen, dat moet mij toch nog wel lukken?
Akkoord, het is gelukt. Met heel veel pijn en even zoveel moeite. Maar aan het eind van de rit klonk ik als Ron Brandsteder in zijn beste dagen en het heeft zijn weerslag gehad op mijn lichaam. Mijn armen zijn rood van de zon (hoe ging dat gezegde van die ezel ook alweer?), mijn lichaam wit vanwege het gebrek aan zon (het is hier vooralsnog te koud om te zwemmen). En mijn linkervoet is blauw van de bloeduitstortingen. Nou goed, het is in ieder geval duidelijk welk land ik vertegenwoordigde. Ik vrees dat ik geen reclame voor de nationale sport heb gemaakt.
En vanochtend, officieel de laatste dag van de klim heb ik eieren voor mijn geld gekozen. Mijn tweede slaapplaats bood een alternatief. Ik kon op de rug van een ezel naar boven. Nou ja, dan maar zo.
Ik had mijn twijfels, want in mijn reisgids stond het nog zo beschreven: “Ga nooit op een ezel zitten! Het is levensgevaarlijk, want die beesten kijken nergens naar en glijden om de haverklap weg.” Maar feitelijk had ik geen keus, want anders had ik waarschijnlijk ter plekke nog een slaapplaats moeten improviseren.
En ik moet zeggen: ik vond het geweldig. Zo haal je toch even in moordend tempo alle mensen in. Geen Nederlandse organisatie zal zich aan een dergelijk hachelijk avontuur wagen, maar ik weet nog maar eens hoe adrenaline voelt. En niet alleen dat, dankzij die ezel schrijf ik u nu. Daarom. Geen kwaad woord meer over die vermeend koppige beesten. Als ze daadwerkelijk koppig waren geweest, had ik waarschijnlijk een heel andere bestemming gehad.
Oh, en de Pisco Sour smaakte des te heerlijker vanmiddag. Dat u het weet.
Goed, tot zover deze episode van uw modderfiguur in de subtropen. Volgende keer hang ik weer een hosanna-verhaal op, uiteraard.
Hartelijke groet,
Dirk
×