Samenvatting
Deze autobiografie gaat over een echtpaar. Beiden zijn arts: hij gynaecoloog, zij anesthesioloog. Na hun beider pensionering openbaren zich bij haar symptomen die wijzen op de ziekte van Alzheimer. Ze wil er niets over weten, laat staan een onderzoek ondergaan. Haar toestand is onbespreekbaar: als ze al alzheimer zou hebben, moet haar man maar bij haar weggaan, vindt ze. De partner/mantelzorger probeert haar tegemoet te komen en de aandoening min of meer te negeren. Door vrienden en familie wordt er intussen al wel over gesproken. Een breekpunt is het moment wanneer een familielid haar confronteert met de dementie. Als het zo is, meent ze, zal ze ertegen vechten en laten zien dat ze er goed mee overweg kan. Ze vraagt haar man om haar in elk geval niet te laten opnemen in een 'inrichting' met daarbij de woorden: 'Laat me in mijn waardigheid'. Pas als ze op een morgen ontdekt dat ze alleen geslapen heeft omdat ze de avond tevoren haar echtgenoot niet meer als zodanig herkende en hem niet in haar bed wilde hebben, is ze genegen zich verder te laten nakijken. Dan blijkt dat ze reeds in een soort middenfase van het dementieproces zit. De mantelzorg wordt zwaarder als het proces verder gaat, met valincidenten, incontinentie en sterke cognitieve achteruitgang. Uiteindelijk kan ze niets meer en moet bij alle vitale functies geholpen worden. Het echtpaar krijgt te maken met het CIZ, het pgb, het zorgkantoor en de SVB. Er komt extra hulp ter ontlasting van de partner/mantelzorger. Zij vervlakt steeds meer, toont weinig emotie bij het bezoek van kinderen en kleinkinderen, die ze op een zeker moment niet meer kan benoemen. Ook haar partner en mantelzorger kan ze vaak niet meer plaatsen. En zo is er maar weinig meer van haar persoonlijkheid overgebleven. In korte scènes wordt een beeld gegeven van haar achteruitgang, van haar overgang van een levendige actieve echtgenote naar iemand met een diepe dementie. Hij vindt bij de begeleiding van zijn vrouw veel steun in momenten die zijn vastgelegd in beeldmateriaal van zijn echtgenote: beelden uit een vorig leven waar zij geen weet meer van heeft en die nu voor hem de gelukkige dagen van weleer zijn geworden.
Deze autobiografie gaat over een echtpaar. Beiden zijn arts: hij gynaecoloog, zij anesthesioloog. Na hun beider pensionering openbaren zich bij haar symptomen die wijzen op de ziekte van Alzheimer. Ze wil er niets over weten, laat staan een onderzoek ondergaan. Haar toestand is onbespreekbaar: als ze al alzheimer zou hebben, moet haar man maar bij haar weggaan, vindt ze. De partner/mantelzorger probeert haar tegemoet te komen en de aandoening min of meer te negeren. Door vrienden en familie wordt er intussen al wel over gesproken. Een breekpunt is het moment wanneer een familielid haar confronteert met de dementie. Als het zo is, meent ze, zal ze ertegen vechten en laten zien dat ze er goed mee overweg kan. Ze vraagt haar man om haar in elk geval niet te laten opnemen in een 'inrichting' met daarbij de woorden: 'Laat me in mijn waardigheid'. Pas als ze op een morgen ontdekt dat ze alleen geslapen heeft omdat ze de avond tevoren haar echtgenoot niet meer als zodanig herkende en hem niet in haar bed wilde hebben, is ze genegen zich verder te laten nakijken. Dan blijkt dat ze reeds in een soort middenfase van het dementieproces zit. De mantelzorg wordt zwaarder als het proces verder gaat, met valincidenten, incontinentie en sterke cognitieve achteruitgang. Uiteindelijk kan ze niets meer en moet bij alle vitale functies geholpen worden. Het echtpaar krijgt te maken met het CIZ, het pgb, het zorgkantoor en de SVB. Er komt extra hulp ter ontlasting van de partner/mantelzorger. Zij vervlakt steeds meer, toont weinig emotie bij het bezoek van kinderen en kleinkinderen, die ze op een zeker moment niet meer kan benoemen. Ook haar partner en mantelzorger kan ze vaak niet meer plaatsen. En zo is er maar weinig meer van haar persoonlijkheid overgebleven. In korte scènes wordt een beeld gegeven van haar achteruitgang, van haar overgang van een levendige actieve echtgenote naar iemand met een diepe dementie. Hij vindt bij de begeleiding van zijn vrouw veel steun in momenten die zijn vastgelegd in beeldmateriaal van zijn echtgenote: beelden uit een vorig leven waar zij geen weet meer van heeft en die nu voor hem de gelukkige dagen van weleer zijn geworden.