Samenvatting
De twee titels in deze bundel, 'Romeinse elegieën' en 'Venetiaanse epigrammen', geschreven in de jaren 1788-90, zijn tot ver in de negentiende eeuw alleen in gecensureerde vorm voor het publiek toegankelijk geweest. Het zijn twee cyclussen gedichten met een erotische inslag die nooit eerder in het Nederlands zijn vertaald. Op bepaalde plaatsen is nog steeds goed te zien waarom ze aanstootgevend werden gevonden, maar wat in het verleden onwelvoeglijk was, kan nu aandoen als verfrissend en origineel. Het beeld van Goethe dat oprijst uit deze poëzie is compleet anders dan dat van de vereerde Olympiër, de halfgod die haast te geniaal was om te kunnen worden begrepen. Hier is Goethe jeugdig, heidens en overrompelend grappig.