Samenvatting
Glasgerinkel is de herziene uitgave van Kouwenbergs proza debuut bij Uitgeverij Kwadraat in 1987 en vormt het eerste deel van zijn verzamelde werk. De novelle bestaat uit korte schetsen, impressies van voorvallen in het gezin van het jongetje Hans. Als kind bespiedt hij zijn moeder vanuit de boom, waarin hij zich heeft verstopt, hij observeert kikkers en reptielen in het terrarium van zijn vader en in een tweepersoonsbed maakt hij samen met zijn zusje een wereldreis. Maar hij raakt ook gefascineerd door Marja, een van de modellen van zijn vader. De onderlinge verhoudingen in het gezin zijn niet rooskleurig. De moeder sterft een niet geheel natuurlijke dood, de vader heeft meer dan gewone aandacht voor het opgroeiende zusje, waardoor Hans steeds meer buitenstaander wordt. Hij bekwaamt zich in het opzetten van dode dieren en poogt in contact te komen met Marja. Zijn vader zit hem daarbij in de weg. Het verhaal is ingehouden, maar daarom niet minder geladen van inhoud en stijl. De impressies zijn bijna prozagedichten, waarvan de interpretatie aan de lezer wordt overgelaten. De observaties van het jongetje zijn levensecht en het geheel doet denken aan Modiano.