Fragment
De Gravin
Gilbert Stan was hardhorend, maar deze bel hoorde hij prima. Hij rolde zijn rolstoel naar het raam en keek naar beneden. Het was Martha. Ze stond naast haar auto verbaasd te kijken naar de drie grote ijzeren platen die tegen de buitenmuur stonden. Gilbert glimlachte, eigenlijk was het een plaat te veel, maar die kon altijd nog gebruikt worden. Ze droeg de knopen van haar sjaaltje aan de rechterkant, dat betekende dat ze goed gemutst was – dan ging alles naar rechts, ook haar humeur.
Gilbert tikte met zijn trouwring tegen het raam en zag haar omhoog kijken terwijl ze zwaaide. Haar hand zakte toen de deur openging. Dat moest Maud zijn. Op donderdagavond had Maud altijd dienst. Martha Fillion stapte met haar boodschappentas het appartementencomplex binnen. Zo noemde hij dat; hij had een hekel aan het woord kliniek. (Appartementenkliniek kon ook, maar daar hoefde hij bij de ziekenbroeders niet mee aan te komen). Dokter Daniel – meester Daniel eigenlijk – had hem eens uitgelegd waarom dat gevoelig lag: je had patiënten en je had appartementen, opvangtehuizen en klinieken. Dokter Daniels had samen met hem op dat moment voor het laatst gelachen. Hij werd de avond daarop vermoord door een van zijn eigen patiënten. Ironie genoeg: de man was net over geplaatst naar het appartementencomplex met videobewaking.
Toen Martha binnenkwam, keek ze al even verbaasd naar de zes kleine wielen die tegen zijn zwart-rood geschilderde muur stonden. Naast elkaar in een rij en er kon nog net een muis onder door lopen. Die had je hier ook. En zeker bij hem.
×