Samenvatting
Begin augustus van het jaar 1733 kwam het orgaan van mijn geheugen tot ontwikkeling. Ik was dus acht jaar en vier maanden oud. Ik herinner mij niets dat mij vóór die tijd zou kunnen zijn overkomen. Ziehier de feiten. Ik stond in de hoek van een kamer, naar de muur toegebogen. Ik ondersteunde mijn hoofd, mijn ogen gericht op het bloed dat overvloedig uit mijn neus op de grond stroomde. Dit is de vroegste herinnering van de legendarische Venetiaanse verleider Giacomo Girolamo Casanova, die in 1789 begint met het schrijven van zijn memoires, getiteld Histoire de ma vie. Op dat ogenblik is de ooit zo roekeloze avonturier, die Europa doorkruist had van Londen tot Constantinopel en van Madrid tot Sint-Petersburg, bibliothecaris van graaf Waldstein in het Boheemse Dux (Duchcov). Giacomo Casanova’s Histoire de ma vie. Polytropie, demonie en melancholie is een filosofische lectuur van Casanova’s autobiografie waarin Koenraad Verrycken de problematiek van het Ik coherent structureert. Dit vanuit de drie eigenschappen van het Ik die aan de grondslag liggen van Casanova’s Histoire de ma vie, met name polytropie, demonie en melancholie. De lezer is bij Casanova getuige van de ondergang van de geestelijke ziel, van de schipbreuk van het oude filosofisch-christelijke Ik. Tegelijk onthult Casanova’s heroïsch-demonische zelfstilering elementen van een reconstructie van het Ik. De achttiende-eeuwse avonturier schetst in zijn memoires inderdaad een dubbelzinnig zelfportret. Enerzijds is hij de ‘polytroop’ – de erfgenaam van Odysseus, anderzijds stelt hij zich voor als de erfgenaam van Socrates – een demonisch geïnspireerd Ik. Tijdens het schrijven van zijn memoires maken polytropie en demonie plaats voor een filosofische melancholie.