Fragment
Het kan niet worden ontkend dat het geestelijke verval, dat na de Reformatietijd geleidelijk was ingetreden, kerk, staat en maatschappij in al haar geledingen had aangetast. De theologen van de Reformatie: Luther, Calvijn, John Knox, waren door de filosofen en wegbereiders van de Revolutie: Voltaire, Rousseau en de Encyclopedisten vervangen. De prediking van de leer van Gods vrijmachtige genade was, evenals die van de rechtvaardiging van de zondaar door het zaligmakende geloof, in vele opzichten door die van een rationalistische deugdenleer ingewisseld. De geest van de zogenaamde Verlichting had onmiskenbaar de belijders van de schriftuurlijke grondslagen van kerk en staat afgevoerd. Meer dan ooit was het noodzakelijk geworden dat na een tijd van geestelijke ingezonkenheid en de devaluatie van de genadeleer de christelijke kerk weer uit haar doodse sluimering zou worden opgewekt.
Aan het negentiende-eeuwse Réveil is echter een langdurige periode van verdrukking en benauwdheid voorafgegaan. Een periode die we zouden kunnen laten beginnen met het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789 en min of meer kunnen beëindigen met de val van Napoleon en de hierop gevolgde bevrijding van 1813. Tijdens deze periode werd ons werelddeel geteisterd door herhaalde oorlogvoering, met alle heilloze gevolgen van armoede, honger en ontbering. Na deze tijd dienden zich echter weldra de eerste verschijnselen van een internationale geestelijke ontwaking aan. Deze ontwaking kon aanvankelijk vooral in Engeland en Schotland worden opgemerkt. Zij zou zich echter in het begin van de negentiende eeuw ook op ons continent laten gelden.
×