Samenvatting
Geeft informatie over de gevolgen van een slecht gehoor voor het dagelijks levenBelicht ook de technische kanten van slechthorendheid en doofheidVat de laatste wetenschappelijke inzichten samen
Slechthorendheid en doofheid zijn ernstige handicaps. In Nederland hebben ongeveer 1,3 miljoen mensen geen goed gehoor en de helft van hen ondervindt daarvan werkelijk hinder. De situatie in België is vergelijkbaar. Geen goed gehoor, wat nu? biedt informatie over de psychologische, pedagogische en maatschappelijke gevolgen van een slecht gehoor voor het dagelijks leven. U krijgt antwoord op belangrijke vragen, als:- wat betekent het om slechthorend of doof te zijn of te worden?- welke consequenties heeft een gehoorstoornis voor de ontwikkeling van kinderen?- Hoe vindt taalverwerving en communicatie plaats?- Welke mogelijkheden en beperkingen zijn er voor onderwijs, werk en recreatie?Daarnaast besteden de auteurs ook aandacht aan de meer 'technische' kanten van doofheid en slechthorendheid. Zo vindt u in dit boek informatie over onderzoek van het gehoor, oorzaken van gehoorverlies, verbetering of herstel van het gehoor, hulpmiddelen en financiering bij slechthorendheid en doofheid.
Deze vijfde, geheel herziene druk besteedt tevens aandacht aan de recente ontwikkelingen met betrekking tot de Nederlandse gebarentaal, de screening van het gehoor bij jonge kinderen en uiteraard de technische hulpmiddelen om de communicatie te vergemakkelijken (zoals tekst- en beeldtelefoon, voice-mail, e-mail en internet). De bijlagen bieden een uitgebreid actueel overzicht van bestaande literatuur en dienstverlenende instellingen in Nederland en België.
Geen goed gehoor, wat nu? is in de eerste plaats bedoeld als voorlichtingsboek voor doven en slechthorenden. Omdat het relatief veel informatie bevat over dove kinderen is het ook geschikt voor ouders. Tevens is het bestemd voor allen die beroepshalve met slechthorenden in aanraking komen, zoals (huis)artsen, docenten, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen, audiologen en audiologie-assistenten, logopedisten, kno-artsen en beroepskeuzeadviseurs en voor hen die voor deze beroepen worden opgeleid.