Samenvatting
Koos Smedes is na zijn eerste twee bundels niet van koers veranderd. Oudere mensen, zoals hij, veranderen van gewoonten en worden lichamelijk zwakker. Sommigen blijven zichzelf; zoals François Villon uit 1413, die iedereen (de bisschop incluis) beledigde en dus onvermijdelijk werd opgehangen. Terwijl Smedes de grove taal mijdt als de pest, zocht Villon het op. Koos Smedes zal u het grootste deel besparen. ‘Hoort nu alleen de twee laatste zinnen die Villon, vlak voor zijn dood, met zijn veder neerpende:’ “Parijs hangt mij straks op aan een touw, dat rond is. Zo leert mijn kop, hoe zwaar mijn kont is.” Koos Smedes heeft zijn derde en vierde bundel doorgaans geschreven in de stilte van de nacht. Dan werkt zijn brein het beste en is ook zijn liefde voor de vrouw het grootst. Schiller, Paaltjens, Slauerhoff en Hermans, zijn zijn lichtend voorbeeld. Gerrit Komrij, helaas overleden, past (voor Smedes) in deze rij der allergrootsten. Evenals Komrij, is hij van mening, dat alleen een gedicht op rijm een gedicht is. Die rijm kwam er al in de middeleeuwen (zo niet eerder) in, opdat de mensen het vers dan beter konden onthouden. Dat tegenwoordig zomaar beslist is dat het ook zonder rijm kan, is voor wijlen Komrij en Koos Smedes ongehoord. Al staan ze daarin nogal alleen. Koos Smedes was chef van de redactie toerisme van het toen zo andere Algemeen Dagblad. Hij kreeg er de ridderorde voor. Ook heeft hij zeven toeristische boeken op zijn naam staan.