Zijn wijsvinger zweefde langzaam omhoog, als in een slow motion, op weg naar het ronde koperen knopje, maar stopte enkele centimeters ervoor. Zijn hand hing doelloos in de lucht. Maar goed dat de heg hoog genoeg was, zodat zijn moeder hem niet kon zien. Doorgaan of terug? Die ogen, sjezus, die stem. Kom op, dat was jaren geleden. Niet nu de hele rijstebrij van gedachten en overwegingen weer overdoen. Bellen, of niet bellen, meer mogelijkheden zijn er niet....
Een puntige dreun. In mijn zij, nu links. Ik hap naar adem, draai mijn lichaam instinctief op mijn zijkant en krimp tot foetushouding ineen zodat mijn armen en benen de pijnlijke buikstreek beschermen. Zonder waarschuwing vooraf kokhals ik. Mijn maag leegt zich volledig, en de overdadige maaltijd ligt als een warme brij vlak voor mijn gezicht. Ik spuug een paar nagekomen klontjes uit. Vertederd denk ik aan de heerlijke rozerode zalm: wat een afschuwelijk lot voor zo’n prachtig beest; in halfverteerde brokjes ligt de zielenpoot nu samen met zijn verorberaar op deze muffe straattegels. De walgelijke geur van het warme zalmbraaksel overheerst even alles, zelfs de pijn.