Fragment
Hoe hadden ze me ontdekt? Het is een vraag die me de rest van mijn leven zou beziggehouden. Een pasklaar antwoord heb ik niet, wel vermoedens.
Plotseling waren ze er. Ik had de twee kerels per toeval ontdekt. Eerst had ik een van hen op een dag en daarna een keer ’s nachts, tegenover mijn huis zien staan. Toen had ik mezelf in de hand kunnen houden en was ik niet in blinde paniek op de vlucht geslagen. Toen nog niet.
Een paar dagen later hoorde ik voetstappen op de portiek. Midden in de nacht. Voetstappen die ik had verwacht. Ik had me voorbereid op iets ernstigs en kleren klaargelegd voor het geval ik hals over kop moest vertrekken. Mijn intuïtie schreeuwde wegwezen in mijn oor. Eerst weigerde ik te luisteren. Ik was het beu om altijd op de vlucht te moeten zijn. Naïeveling! Ik wist dat het niet zomaar stappen waren, maar dat het de duivel zelf was, die naderbij sloop. De duivel, die het op mij gemunt had, zonder dat ik wist waarom.
×