Samenvatting
In dit boek worden de codes blootgelegd die aan het ontwerp van op een vaste plaats in de kerk aangebrachte orgels en orgelensembles tot ca. 1530 ten grondslag lagen – met speciale aandacht voor de relatie tussen het orgelensemble en het interieur van de kerk. Aan het ontwerp lagen getalsmatige, metrische en geometrische patronen en modellen ten grondslag. De relatie van het orgelensemble met het interieur was gebaseerd op adjunctie, wederzijdse toevoeging met behoud van beider zelfstandigheid. De resultaten van het onderzoek bieden nieuwe inzichten in het orgelontwerp op de schaal van de meso-architectuur, maar eveneens in het architectonisch ontwerp op de schaal van de macro-architectuur. Centraal stond de voor de 15e eeuw gangbare ontwerpmethodiek, die hier voor het eerst als een op alle beschikbare bronnen berustend samenhangend systeem gepresenteerd wordt. Intensieve opmeting en documentatie van de orgels en orgelensembles leidde tot informatie over het oorspronkelijke ontwerp, de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten en de uiteindelijke vertaling daarvan naar het gerealiseerde object. Het orgelontwerp is exemplarisch onderzocht aan de hand van vier representatieve (in tijd en plaats uiteenlopende) kerken en orgelensembles – te weten Sion, Utrecht Nicolaïkerk, Carpentras en Krewerd. Aan de hand van de resultaten kon de ontwikkeling van de verschillende ontwerpen gereconstrueerd worden. Dit maakte vergelijking met andere orgels en orgelensembles mogelijk. De breedte van het onderwerp blijkt uit de bestandscatalogus die een zo compleet mogelijk overzicht biedt van bewaard gebleven orgels en orgelensembles, fragmenten, orgelluiken en originele ontwerptekeningen, alsmede van vele verdwenen orgels en orgelensembles waarvan slechts afbeeldingen overgeleverd zijn.