Samenvatting
Frans Kellendonk schreef ooit: ‘Ethiek betekent voor het “ik”: het kwaad in zichzelf onderkennen. Zonder die twijfel zou zijn denken geautomatiseerd en dus niet meer creatief zijn. De eerste impuls tot een verhaal krijgt een schrijver wanneer hij het met zichzelf oneens is. Twijfel en geloof zijn voor hem complementaire tegengestelden. […] Ook al schrijft hij [de schrijver] over ideeën die hem als burger heilig zijn, in zijn roman zal hij ze op losse schroeven zetten, belachelijk maken desnoods. Als schrijver is hij wijzer dan als burger.’Nina Polak neemt Kellendonks opdracht aan de schrijver dat hij heilige ideeën op losse schroeven moet zetten, onder de loep. Zij zal spreken over twijfel, geloof en de bevrijding van geautomatiseerd denken. ‘U heeft een jonge schrijver uitgenodigd in de hoop een fris geluid te horen over de toekomst, gok ik. Ik ben niet zo jong, niet zo fris en mijn hoop voor de toekomst is op z’n best twijfelachtig. Toch geloof ik nog dat het zinvol is om het te hebben over literatuur en ethiek.’ Polak geeft aan waar we naartoe gaan als maatschappij. Dit doet ze aan de hand van haar fictieve buren, wonend in een jarendertigwoning in Amsterdam. Zal de toekomst welvarender en leefbaarder zijn dan het heden of gaat onze planeet ten onder aan ‘catastrofes en aardverschuivingen’? En welke rol kan en moet de romanschrijver hierin spelen? Eén ding is zeker wat Polak betreft: literatuur moet ons, burgers, naar onszelf laten kijken.