€ 33,00


ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Ford 'made in Holland'

F.H.M. van der Heul • Boek • paperback

  • Samenvatting
    In dit eerste van vier delen over de geschiedenis van Ford, meer in het bijzonder over de Nederlandse importeurs van het eerste uur en de N.V. Nederlandsche Ford Automobiel Fabriek in Rotterdam, wordt tevens aandacht besteed aan de opkomst van het automobilisme in ons land vanaf 1896, verkeerswetgeving, autosport, RAI-autotentoonstellingen en het prominente marktaandeel dat Ford in Nederland wist op te bouwen. Van alle modelseries uit de periode 1896-1931 zijn technische beschrijvingen opgenomen. Royaal geillustreerd, 225 pagina's inhoud. Voor zover bekend waren de heren Jelgersma uit Purmerend en Cloquet uit Roermond de eerste eigenaren van een Ford model T in Nederland. Beiden hadden hun ‘zwarte dienstmeid’ zonder tussenkomst van een Neder¬landse handelaar in het land van herkomst gekocht. Naar verluidt was het in 1909 dat het in de Arnhemse Steenstraat gevestigde carrosserie¬bedrijf B. Veth & Zoon de eerste vier exemplaren verkocht van een auto die hier te lande al snel de koosnaam ‘Blikken Liesje’ zou krijgen. Ook in dit geval was geen sprake van door de Ford Motor Company geautoriseer¬de import. In navol¬ging van Baving en Boisse¬vain had de firma Veth de wagens op eigen risico geïmporteerd om te onder¬zoeken of er een markt was voor dit merk. In 1911 werd de Eerste Neder¬landsche Taxi Automo¬biel Maat¬schappij (Entam) opgericht. De in Amsterdam gevestigde firma zou later nog een begrip worden met betrekking tot Ford. Zo kocht de Entam AIA (Automo¬biel Indus¬trie Amsterdam) in 1957 een vijftigtal Ford Mainlines van het assemblagebedrijf aan de Hemweg en bedong men gelijker¬tijd een dealerschap. De Entam groeide later uit tot de groot¬ste Official Ford Dealer in Nederland. In het voorjaar van 1912 kreeg de import van Fords een officiële status dankzij initiatieven van de Zaandamse houthan¬delaar Toon Kamphuys, diens zaken¬partner Arends en medefinancier L. Wilson. Official Ford Dealer L. Wilson & Co. betrok de handel zowel uit de Verenigde Staten als uit Engeland. Met het oog op toenemende trans-Atlantische zendingen was een scheepsbouwwerf in Chester in de staat Pennsylvania door de Ford Motor Company overgeno¬men. De hier van stapel gelopen oceaanschepen waren met moderne en economische diesel¬motoren uitgerust en namen de in kratten verpakte lading in Kearny in de staat New Jersey of Norfolk in Virginia aan boord. Om op invoerrechten te besparen waren de Fords gedeeltelijk gedemon¬teerd, ofwel partly knocked down (pkd). Fords uit Trafford Park werden als deklading verscheept. Deze zendingen vonden uitsluitend plaats bij kalme zee zodat leveranties niet altijd stipt op tijd konden worden uitgevoerd. De wagens arriveerden in de Zaandamse houthaven, waarna voor¬rui¬ten, koplampen, wielen en stoffen kappen werden gemonteerd. Waren de Amerikaanse Landaulettes, Double Phaetons, Runabouts en bestelwagens tussen 1914 en 1926 steevast zwart gelakt; die uit de ‘Manchester Branche’ konden desgewenst ook in donkergroen, rood, beige, donkerblauw en twee soorten grijs worden geleverd. Ook zagen de Britse modellen er wat vlotter uit dankzij de enigszins achteroverhellende voor¬ruit. Na montage en een proefrit door chef-monteur C. Steemeyer werden de Fords naar de toonzaal op het adres Wed 3 in Utrecht gebracht. Een halve eeuw later was de naam Steemeyer overigens een oude en springlevende bekende in Zaandam, waar zich in de Zeemanstraat 43-45 Forddealer, de N.V. Zaan-landse Automobielhandel & Garage Onderne¬ming v/h C. Steemeyer bevond. Inclusief de prijs van de T-Ford met een fiscaal vermogen van 11 pk werden twee acetyleengaslampen en een generator, drie olielampen voor aan de zij- en achterkant, de uit canvas met afneembare zijflappen vervaardigde kap, de verstelbare voorruit, een snelheidsmeter/kilometerteller, en de handbedien¬de claxon met rubberen knijpbal meegeleverd. Dit waren acces¬soires waarvoor bij menig ander merk behoorlijk moest worden bijbetaald. Zo vroeg de op het Spui 182 in Den Haag gevestigde N.V. Algemeen Technisch Handelsbureau voor een automobielhoorn met ‘ampiflicateur de son’ (lang en doordringend geluid) model Le Cyrano het niet geringe bedrag van 27 gulden. Mede door deze aspecten kreeg de vrij zuinig met dure benzine omgaande T-Ford al snel een streepje voor en werd het pand in Utrecht te klein. Sinds 1909 was het aantal motorrijtuigen in Nederland toegenomen van 1532 tot 3214, en handelscentrum Amsterdam bood beduidend meer mogelijkheden voor de autobranche dan de Domstad. Kamphuys en partners zochten naar geschikte werkruimte in de hoofdstad en raakten in gesprek met Henri Constant Sieberg (?-1948). De uit de Bohemen, dat toen nog deel uitmaakte van de Habsburgse Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, afkomstige zakenman importeerde kristal, porselein en aardewerk uit zijn geboortestreek. Kantoor en toonzaal van de firma H.C.L. Sieberg waren gevestigd op de Amsterdamse Prinsen¬gracht 514, en het was op dit adres waar Official Ford Dealer L. Wilson & Co. het onderstuk huurde. Hiermee kwam een connectie tussen Ford en Amsterdam tot stand, die twintig jaar later in een montagefabriek aan de Hemweg bij het Noordzeekanaal zou resulteren. Prentenboek In 1912 telde Amsterdam circa honderdvijftig motorrijwielen, vierhonderd personen- en bedrijfswagens, vijfentwintigduizend fietsen en het dubbele aantal handkarren. Op landelijk niveau waren vierduizend motorfietsen, 3214 personenwagens en zeshonderdvijftigduizend fietsen in gebruik. Rechts houden was sinds 1902 wettelijk verplicht, maar in de grote steden gooiden nogal wat ‘ongemotoriseerden’ er met de pet naar. Fietsers reden maar al te vaak midden op de weg, of veranderden plotseling van richting zonder een hand uit te steken. In navolging van middelgrote industriesteden zoals Manchester, Dresden, Hamburg, Keulen, Leipzig en Lyon besloot de Amsterdamse gemeenteraad om het verkeersvraagstuk kordaat aan te pakken. Op 3 december 1912 klokslag twaalf uur verscheen de eerste verkeersagent in het straat¬beeld. Het was een landelijke primeur. Brigadier Gerrit A. Brinkman droeg zwarte handschoenen en een zwart-wit gestreepte manchet op de rechtermouw van zijn uniformjas, en stond op de Nieuwezijds Voorburgwal, hoek Raadhuisstraat. Die eerste dag kwam er pal achter het Koninklijk Paleis weinig van zijn werk terecht. Brinkman trok zoveel bekijks dat het verkeer in een mum van tijd stagneer¬de en de brigadier maar opstapte. Nadat het publiek eenmaal aan deze nieuwigheid was gewend, vormden Brinkman en zijn collega’s gedurende vele jaren het voornaamste middel om het steeds drukker wordende verkeer in goede banen te leiden. Andere locaties waar het verkeer kort na het debuut van Brinkman werd geregeld, waren de Dam bij warenhuis De Bijenkorf en bij de voetgangersoversteekplaats van de Kalverstraat. In derde instantie kwamen daar de drukke verkeerspunten voor het Victo¬ria Hotel, op het Muntplein en voor het Rijksmuseum bij. Naast de gemotoriseerde verkeersstroom, dirigeerden deze dienaren van Hermandad ook de nodige handkarren, paardenkoetsen en rijtuigen en werd menige hardleerse fietser zonder pardon op de bon geslingerd. In 1925 werd het vermoeiende handwerk van de Verkeersbri-gade door uitklapbare stopborden vervangen en kreeg dit roodwit gelakte hulpmiddel met handvatten en stangen aan een metalen buis als snel een bijnaam. De eerste verkeersagent met een ‘prentenboek’ leidde het verkeer op de tot dan chaotische kruising Wetering¬schans-Nieuwe Vijzelstraat in betere banen. De verkeersagenten stonden in weer en wind en om hun werkomstandigheden wat comfortabeler te maken, was het jaar ervoor de elektrisch verwarmde voetplaat als proef ingesteld. Het leidde al snel tot spotliedjes in de trant van: ‘De ver¬keersdiender heeft het in Mokum toch werke-lijk niet zo kwaad. Voor zijn koude voeten krijgt Jan de Agent een elektrisch verwarmde plaat’. Nadat bij een agent de schoen¬zolen waren doorgebrand, verdwenen de elektrische voetstoven vlot van het toneel. Op 17 oktober 1932 maakten Amsterdammers kennis met de eerste elektrische verkeerslichten die op het Leidseplein in werking werden gesteld. De uit een centraal punt regelbare installatie van de Berlijnse fabrikant AEG met signalering volgens het driekleurensysteem groen, geel en rood, trok die eerste dag zoveel bekijks dat de verkeersregeling volkomen in het honderd liep. Het jaar daarop werd het nieuwe systeem toegepast op het hele tracé Leidseplein-Leidsestraat-Koningsplein-Spui, waarmee deze drukke verkeersader er een stuk veiliger op werd en het verkeer ook beter doorstroomde.

    1896: Henry Ford verkoopt zijn eerste auto in boomtown Detroit. In Nederland wordt in dat jaar het automobilisme ‘aangeslingerd’ door een Haagse portretfotograaf en een notaris uit Wieringerwaard. Op 16 juni 1903 vindt de oprichting plaats van de Ford Motor Company. Zes jaar later importeert carrosseriebedrijf B. Veth & Zoon in Arnhem op eigen initiatief vier TFords. In 1912 begint de firma L. Wilson & Co. in Utrecht met de geregelde verkoop van het merk dat de wereld op wielen heeft gezet. In 1928 wordt in navolging van Fordfabrieken in Manchester en in Antwerpen besloten om een montagebedrijf in Rotterdam te vestigen. Dit en meer wordt uitvoerig beschreven in het eerste van vier rijk geïllustreerde delen over de belangrijkste secundaire auto-industrie die Nederland heeft gekend.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : Niet bekend
    Aantal pagina's : 250
    Uitgeverij : Frank H.M. van der Heul
    ISBN : 9789081422130
    Datum publicatie : 08-2009
  • Inhoudsopgave
    niet beschikbaar
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 33,00

niet beschikbaar

niet beschikbaar



0-1 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 
×
SERVICE
Contact
 
Vragen