Samenvatting
‘De resultaten van de filosofie zijn de ontdekking van allerlei doodgewone onzin en de builen die het verstand heeft opgelopen bij het opbotsen tegen de grenzen van de taal. Zij, de builen, doen ons de waarde van die ontdekking inzien.’ Ludwig Wittgenstein heeft twee boeken op zijn naam staan die een omwenteling in het filosofisch denken teweegbrachten, de Tractatus en de Filosofische onderzoekingen. Dit laatste werk is veel vrijer, improvisatorischer en essayistischer dan het traktaat, en daarmee ook toegankelijker. De Filosofische onderzoekingen ontstonden voor een belangrijk deel tijdens gesprekken en colleges, en ze vormen de neerslag van Wittgensteins denken over taal en filosofie. Zijn taalgebruik staat in dienst van wat Wittgenstein ‘het genezen van ziekten’ noemde: het ophelderen van verwarringen die zijn ontstaan doordat we de werking van onze taal niet overzien. Door de rijkdom aan kennis en oorspronkelijkheid hebben de Filosofische onderzoekingen een nog altijd moeilijk te overschatten betekenis voor het moderne denken op de meest uiteenlopende terreinen.