Samenvatting
De schilder en boer Felix de Boeck (1898-1995) presenteerde zich graag als mystiek aangelegde eenling. Op zijn boerderij in Drogenbos, nabij Brussel, leefde hij op afstand van de artistieke ontwikkelingen in de hoofdstad. In tv-programma’s als Ten huize van of in zijn memoires ‘Mijn leven en werk’ benadrukte hij dat hij wilde ‘sterven in het bed waarin ik geboren ben’. Toch verwierp hij het romantische beeld van de schilderende boer. Het boerenbestaan was voor hem juist een manier om zijn onafhankelijkheid als kunstenaar te waarborgen. De Boeck maakte als volwassene twee wereldoorlogen mee. Hij ontving een groot aantal schilders, dichters en politici op zijn boerderij en maakte portretten van Gandhi, Roosevelt en zelfs van Hitler. De ontwikkeling van De Boeck van figuratieve naar abstracte kunst is in dit boek verweven met de politieke ontwikkelingen in Vlaanderen. De wijze waarop de Belgische overheid na de oorlog omging met het verleden frustreerde hem sterk. Hij zocht aansluiting bij een alternatieve, Vlaams-katholieke kunsttraditie. David Veltman kreeg voor dit boek inzage in het omvangrijke privé-archief van De Boeck, maar hij raadpleegde ook talrijke archieven van collega-kunstenaars, kunstinstellingen en het naoorlogse krijgsgerecht. Zo wist hij het turbulente leven van De Boeck tot een samenhangend verhaal te smeden. David Veltman werkte aan deze biografie als doctoraatstudent bij het Biografie Instituut (Rijksuniversiteit Groningen). In diverse bundels en tijdschriften publiceerde hij artikelen over Belgische 20e eeuwse biografie en geschiedschrijving. Hij was acht jaar werkzaam in het Haarlemse veilinghuis Bubb Kuyper.