Samenvatting
Toen hij klein was kon ik zijn pijn en verdriet met een kus op de zere plek en een kort wiegen op mijn schoot bij hem wegnemen, die macht had ik, maar nu, nu was mijn magie in de verste verte niet toereikend om deze pijn en dit gigantisch verdriet te bezweren. Machteloos moest ik toezien en nabij zijn, dat was al wat ik kon doen. Als Fedde, de zoon van Helga en Freek op zeventienjarige leeftijd te horen krijgt dat hij niet meer zal genezen van lymfeklierkanker, begint hij dingen vast te leggen. Hij wil beschrijven wie hij is en vooral, hoe het is om al op zo jonge leeftijd dood te gaan. Vaak gaat het over nabestaanden, als het over overlijden op jonge leeftijd gaat, valt hem op, maar nooit over degene zelf. En daarom wil hij zijn verhaal vertellen. Zijn moeder Helga laat hem in dit boek aan het woord, via zijn dagboeken en via hun ervaringen als gezin. En zij heeft ook haar eigen verdriet: ze verliest haar enige kind op zo jonge leeftijd. In dit boek wisselen de beide verhalen elkaar af. Door deze bijzondere vorm en door de openhartige en soepele verteltrant, schetst de schrijfster - die bewust de namen van alle betrokkenen, inclusief die van haarzelf heeft veranderd - een overtuigend en aangrijpend beeld van een inktzwarte periode in hun leven. Tegelijkertijd toont het haar levenskunst, om van de bijzondere momenten te genieten. In de precaire balans tussen gefundeerde bezorgdheid en het respecteren van Fedde's vrijheid komen ze voor moeilijke dilemma's te staan. Door steeds van hun zoon en niet van henzelf uit te gaan, geven ze hem hun ultieme en onvoorwaardelijke liefde, zodat hij kan zijn wie hij is.