Samenvatting
Fabriekskinderen is in 1863 door J.J. (Jacob Jan) Cremer (1827-1880) geschreven als literair pleidooi voor de afschaffing van kinderarbeid. Kinderarbeid, ook van zeer jonge kinderen, was in die tijd heel gebruikelijk. Cremer schreef de novelle op verzoek van ingenieur van het stoomwezen A. de Vries Robbé die door de regering aangesteld was om te rapporteren over kinderarbeid. Hij schakelde de schrijver in omdat de wetgeving hem te langzaam ging. Hij hoopte dat een verslag van de populaire Cremer zou helpen om snel tot een verbod te komen. Cremer was indertijd een van de meest succesvolle schrijvers en voordrachtkunstenaars. Hij was een van de eerste Nederlandse schrijvers die kon leven van zijn werken en voordrachten. De Vries Robbé nam Cremer mee naar een Leidse textielfabriek, waarna de geschokte Cremer de novelle binnen zes weken schreef. Hij droeg hem op 11 maart 1863 in de Den Haag voor het eerst voor en reisde er daarna het hele land mee door. De regering bleef echter bijzonder laks met wetgeving. Pas in 1874 werd een wet aangenomen die door het Kamerlid Samuel van Houten was ingediend. Het Kinderwetje Van Houten verbood arbeid van kinderen onder de twaalf jaar. Kinderarbeid is pas helemaal verdwenen na de invoering van de leerplichtwet in 1901. Na zijn overlijden is Cremers werk langzaam maar zeker in de vergetelheid geraakt. Tegenwoordig dankt Cremer slechts nog enigszins historische bekendheid aan zijn inzet in de strijd tegen de kinderarbeid.