Fragment
1.6 De werkbalk Snelle toegang
Geheel bovenaan het venster vindt u een kort werkbalkje. Dit heet de werkbalk ‘Snelle toegang’. Standaard zitten hier alleen de knoppen: ‘Bewaren’, ‘Ongedaan maken’ en ‘Herhalen’ in. Klikt u echter op het kleine zwarte pijltje aan het eind van de werkbalk, dan krijgt u een keuzelijst met meer knoppen die u aan de werkbalk, kunt toevoegen.
Klik op het kleine zwarte pijltje aan het eind van de werkbalk ‘Snelle toegang’ [Quick access].
Voeg de knop ‘Snel afdrukken’ [Quick Print] toe aan de werkbalk.
Klikt u met de rechter muisknop op een knop in het ‘Lint, dan ver-schijnt een snel menu met daarin de optie ‘Toevoegen aan werkbalk Snelle toegang’. Zo kunt u dus ook uw eigen werkbalk samenstellen.
Klik met de rechter muisknop op de optie ‘Start – Uitlijning - Cen-treren’ [Home – Alignment – Center].
Klik op de optie ‘Toevoegen aan werkbalk Snelle toegang’ [Add to Quick Access Toolbar].
U ziet dat de knop toegevoegd wordt aan het kleine werkbalkje.
Klik in de werkblalk ‘Snelle toegang’ [Quick Access] met de rech-ter muisknop op de toegevoegde knop.
Klik in het snelmenu dat verschijnt, op de optie ‘Verwijdering uit werkbalk Snelle toegang’ [Remove from Quick Access Toolbar].
1.7 Dialoogkaders zoals in voorgaande versies
Onder de tab ‘Start’ [Home] vindt u groepsvakken met opties voor de keuze van ‘Lettertype’ [Font], ‘Uitlijning’ [Alignment] en opmaak van een ‘Getal’ [Number]. Kunt u hierin niet de opmaak vinden die u gewend was, dan kunt u een dialoogkader met alle mogelijke opties op het scherm halen. Dit dialoogkader is gelijk aan het dialoogkader uit voorgaande versies van Excel.
Klik in het groepsvak ‘Lettertype’ [Font] op het kleine diagonale zwart pijltje in de rechter onderhoek van het groepsvak.
Op het scherm verschijnt het dialoogkader voor de opmaak, zoals u dat uit voorgaande versies gewend was.
Sluit het dialoogkader weer.
1.8 Het Excel 2010 – venster: oefeningen
Oefening 1.: Het ‘Lint’.
Start Excel.
Maak het venster eerst smaller en daarna weer breder en bekijk het effect op de pictogrammen in het ‘Lint’.
Maximaliseer het programmavenster.
Klik de verschillende tabs boven het ‘Lint’ [Ribbon] aan en bekijk de opties die deze bevatten.
Klik met de rechter muisknop op het ‘Lint’ [Ribbon] en kies in het snelmenu voor de optie ‘Het lint minimaliseren’ [Minimize the Ribbon]
Breng het ‘Lint’ [Ribbon] daarna weer terug in haar oorspronkelij-ke vorm, door op het kleine pijltje rechts boven het Lint [Ribbon] te klikken.
Oefening 2.: Stijlen en Bouwstenen
Type uw naam in het document.
Selecteer de cel die uw naam bevat.
Klik op ‘Start – Stijlen – Celstijlen’ [Home – Styles – Cell styles].
Ga met uw muis over de verschillende stijlen.
Klik op een van de stijlen om deze toe te passen.
Oefening 3.: De tab ‘Bestand’ [File]
Klik op de tab ‘Bestand’ [File]
Klik op de optie ‘Afdrukken’ [Print] en bekijk uw document in het afdrukvoorbeeld.
Sla uw document op onder de naam “Oefeningen”.
Oefening 4.: Opties
Klik op de tab ‘Bestand’ [File].
Klik op ‘Opties’ [Options].
Bekijk de opties die in dit menu voorkomen.
Controleer of in de groep ‘Geavanceerd’ [Advanced] of de optie ‘Formulebalk weergeven’ [Show formula bar] aan staat.
Controleer of in de groep ‘Lint aanpassen’ [Curstomize Ribbon] ook de optie om het tabblad ‘Ontwikkelaars’ [Developers] op het ‘Lint’ [Ribbon] weer te geven aan staat.
Bekijk de tab ‘Ontwikkelaars’ [Developers] in het Lint.
Onder deze tab vindt u opties om macro’s te maken.
×