Samenvatting
In zijn Rotterdamse oratie gaat Kid Schwarz in op de betekenis van het vennootschappelijk belang, dat wettelijk geldt als richtsnoer voor het functioneren van bestuur en toezichthouders binnen NV en BV. De inhoud van het vennootschappelijk belang kreeg vorm in de jaren "60 van de vorige eeuw, maar blijkt, ook na ruime discussie in de literatuur en enige richtinggevende rechtspraak, nog steeds een fluïde begrip te vormen. Dit gegeven werpt de vraag op naar de bruikbaarheid van dit belang als toetssteen voor het management. In de oratie wordt een onderscheid gemaakt tussen kringen van belanghebbenden die een rol spelen bij de bestuurlijke definitie van het vennootschappelijk belang. In de categorisering van deelbelangen blijkt onderscheid te kunnen worden gemaakt in omvang van de mogelijkheden om bescherming van die belangen door het management af te dwingen. Het gaat hier om de slagkracht van organisatierechtelijk bij de vennootschap betrokkenen, waarbij met name wordt gedacht aan aandeelhouders, ten opzichte van de direct institutioneel bij de onderneming betrokkenen (contractspartijen) en indirect institutioneel betrokkenen. In deze laatste categorie gaat het om partijen die onvrijwillig worden geraakt door de activiteiten van de vennootschap. De omvang van de onderneming blijkt vervolgens een indicatie te kunnen vormen voor de manier van bestuurlijke weging van de betrokken deelbelangen bij de definitie van het vennootschappelijk belang.