Samenvatting
De overheid mag kinderen onder voorwaarden van hun vrijheid beroven met als doel ze op te voeden en te beschermen. In de Nederlandse context wordt deze vorm van vrijheidsberoving ‘gesloten jeugdhulp’ genoemd, geregeld in de Jeugdwet. Met dit onderzoek is beoogd om een kinder- en mensenrechtentoetsingskader op te stellen, waaraan de Nederlandse wet en de toepassing daarvan getoetst kan worden. Tevens biedt het onderzoek inzicht in 200 jaar historie van de legitimatie van gesloten uithuisplaatsingen. Verder zijn 586 rechterlijke uitspraken over een periode van 10 jaar (2008-2017) geanalyseerd. Hieruit blijkt dat een plaatsing vaak gebaseerd is op het inzetten van acute hulp in een situatie waarin niets anders mogelijk lijkt te zijn. Doorgaans wordt daarbij onvoldoende gekeken naar het doel van deze plaatsing en de vrijheidsbeperkingen die dit met zich meebrengt. In dit onderzoek komen ten slotte 23 kinderen aan het woord die te maken kregen met een gesloten uithuisplaatsing. Uit het onderzoek blijkt dat de legitimiteit van het op grote schaal toepassen van deze maatregel onder druk staat, met name omdat het nogal eens ontbreekt aan passende zorg. Verschillende aanbevelingen worden gedaan om de legitimiteit van gesloten uithuisplaatsingen te verbeteren, onder meer door middel van vernieuwing en verdieping van het juridische toetsingskader, verkorting van de maximale duur van een gesloten plaatsing en het bieden van meer keuzevrijheid aan de kinderrechter. Dit boek is bedoeld voor professionals die vanuit de academie of vanuit de praktijk betrokken zijn bij de gesloten jeugdhulp.