Samenvatting
Zoeken naar zin en betekenis van mens-zijn kenmerkt de poëzie van Atze van Wieren. Ook in deze bundel poogt hij antwoorden te vinden. In de afdeling Heden en verleden onderzoekt hij het brein, het waarom van dichterschap, gaat hij terug naar zijn jeugd, pelgrimeert, en heeft ontmoetingen met mensen en dingen die wellicht een tipje van de sluier kunnen oplichten. Het levert krachtige, ontroerende gedichten op. In de afdeling Later wordt de zoektocht voortgezet vanuit het standpunt dat ons universum begin noch einde kent. Wat wacht ons. In verrassende gedichten speelt Van Wieren met ruimte en tijd en verkent hij de mogelijkheden. Het 'sub specie aeternitatis' uit de Ethica van Spinoza is hierbij inspiratiebron. Atze van Wieren heeft zijn sporen verdiend met de bundels Grondstof en Bedevaart, die bepaald niet onopgemerkt zijn gebleven. Gedichten daaruit verschenen in bloemlezingen en tijdschriften. Eerder al, in 2006, verscheen zijn vertaling van de Duineser Elegien, de filosofische gedichtencyclus van Rainer Maria Rilke, beschouwd als een van de literaire hoofdwerken uit de 20e eeuw, onder de titel De Elegieën van Duino, een prestatie van formaat en lovend ontvangen.