Samenvatting
Het goede leven blijft een uitdaging. We zijn rijker dan ooit en onze overheden investeren enorme bedragen in gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming. Toch kampt een aanzienlijk deel van de bevolking – inclusief jongeren – met mentale problemen. Sommige wetenschappers omschrijven depressieve gevoelens en angsten zelfs als ‘de chronische aandoeningen van jongeren’. Een mentale zorgcrisis kan niet beantwoord worden met het gebruikelijke recept van meer beleid, meer middelen en meer mensen. Het zorgsysteem kraakt terwijl de vraag naar zorg in de nabije toekomst sterk zal toenemen. En de recente expansie van het mentale zorgbeleid blijkt vooral de zorgvraag bij jongeren verder te verhogen. Zowat iedereen pleit voor meer preventie. Maar weten we genoeg over de essentie van psychische stoornissen om een sterk preventiebeleid te organiseren? Kan goede zorg of preventie georganiseerd worden als een gestandaardiseerde transactie in een massasysteem? Moet het beleid zich richten op het individu of moeten we net investeren in collectieve bronnen van veerkracht? Heeft het zorgbeleid de status quo bestendigd door prangende maatschappelijke problemen sluipend te individualiseren via een creatieve inflatie van mentale diagnoses? Deze vragen brengen ons bij de klassieke perspectievenstrijd over zorg en gezondheid die al meer dan vijftig jaar aansleept. Een zorg minder koppelt een ruim perspectief op de mentale zorguitdaging aan de recente inzichten van het wetenschappelijke onderzoek over mentale problemen en preventieprogramma’s gericht op jongeren.