Fragment
bladzijde 37
Waalwijk - Anna Maria van der Aa
Wij volgen nu het leven van de oudste dochter uit het gezin van Godefridus van der Aa en Wilhelmina Papenhoven: Anna Maria van der Aa.
Bij haar geboorte in 1828 was Waalwijk nog een vrij kleine en gemoedelijke plaats; maar door de grote brand van 1824 was een groot deel van het centrum van Waalwijk, bijna geheel onbewoonbaar geworden en waar, voor lange tijd, geen geld beschikbaar was alles spoedig te herbouwen.
Waalwijk had zelfs geen raadhuis meer en een verzoek van de Koning voor geld voor herbouwen van het raadhuis, leverde destijds een bedrag op van fl. 8.358.00.
Het duurde echter nog jaren voordat een nieuw raadhuis gebouwd werd en de gemeente werd zolang bestuurd vanuit het huis van de burgemeester; waar, uit noodzaak, ook zittingen van de gemeenteraad werden gehouden.
Volgens berichten uit die tijd waren minstens 51 huizen en 14 schuren in vlammen opgegaan en hierdoor 550 inwoners dakloos gemaakt, waaronder ongeveer 300 mindervermogenden.
Door de Gouverneur te ’s-Hertogenbosch werd, in grote haast, bekend gemaakt, voor de behoeftige daklozen van Waalwijk te zorgen; waar hij voor kinderen twee en een half stuiver betaalde en voor volwassenen vijf stuivers.
In 1832 stonden in de Grotestraat van Waalwijk 15 woningen en ongeveer 50 jaar later waren dat er 26 geworden; grotendeels door splitsing van hetzelfde land; daar men in 1832 nog veel meer grond rond woningen had voor vee, groenten en pluimvee, om in geheel eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Het is dus niet moeilijk te bedenken, dat Waalwijk in 1828, bij de geboorte van Anna Maria van der Aa, nog steeds een enigszins landelijke plaats was.
Waalwijk stond ook bekend voor de vee- en paardenmarkt, die maandelijks op de grote markt gehouden werd en waar kooplieden uit Vlaanderen, Henegouwen, Artois en Normandië, het beste vee en paarden kwamen kopen en verkopen.
Dit was een bloeiende markt, waarvan de populariteit pas afnam omstreeks het begin van de 20e eeuw, toen treinen en gemotoriseerd vervoer meer en meer in gebruik begon te komen en hierdoor geleidelijk minder vraag naar paarden begon te bestaan.
In de zomermaanden werd Waalwijk ook druk bezocht door seizoen arbeiders; de zogenaamde Hanneke maaiers (oogst arbeiders), uit diverse gebieden, zoals Westfalen/Hannover, die in Waalwijk een goed loon verdienden en dan weer vertrokken tot de volgende oogst.
Waalwijk begon dus langzaam uit te groeien tot een vrij welvarende gemeente; dank zij de vooruitstrevende burgemeester, Léonardus Dominicus van Heijst; die voor vijfentwintig jaar, van 1836 tot 1861, burgemeester van Waalwijk was.
Door zijn vaderlijk en sympathiek gedrag, werd hij over het algemeen gerespecteerd door de bewoners van Waalwijk en stond er om bekend, in de wintermaanden, aan mindervermogenden in zijn gemeente, werk te verschaffen op zijn eigen landerijen. Op deze manier werd grote werkeloosheid en zekere armoede voorkomen; wat niet alleen voordelig was voor hem zelf en zijn gemeente, maar onderhield de huishoudens van ongeschoolden en mindervermogenden, wanneer er in de omgeving geen werk te krijgen was.
Dit waren dus de omstandigheden waarin onze voor ouder Anna Maria van der Aa opgegroeid is.
Als oudste kind in het gezin van Godefridus van der Aa en Wilhelmina Papenhoven, heeft zij gelukkig enig onderwijs genoten. Het was in die tijd namelijk gewoonte, het oudste kind, uit een arm gezin, wat onderwijs te geven en dit werd hoofdzakelijk geregeld door de nonnen en Anna Maria was hierin ook geen uitzondering.
Uit archiefstukken is namelijk gebleken dat zij haar naam kon schrijven en handtekening zetten, dus elementair onderwijs heeft zij zeer zeker genoten. Er is helaas niet na te gaan of dit ooit is voortgezet.
Het was echter wel meteen een enorme vooruitgang op haar ouders, die allebei niet lezen en schrijven konden.
×