Fragment
Haar keel was gort droog. Water. Ze moest water hebben. Langzaam gingen haar ogen open en probeerde ze overeind te komen, maar viel meteen terug toen ze stekende pijnen over heel haar lichaam voelde. Even wist ze niet waarom ze zo veel pijn had, maar toen kwam alles bij haar naar boven. Al die handen en voeten die maar op haar bleven slaan en trappen. Waarom hadden ze dat gedaan?
Met haar kiezen op elkaar geklemd van de pijn kwam ze overeind. Toen merkte ze pas op dat ze niet in haar kamer lag. Haar witte comfortabele bed was in een houten brits veranderd waar een dun, smerig matras op lag en de donzige witte deken was nu een muf ruikende grijze plaid. De vloer was van beton en er zat een klein raampje in de muur waar een tralie voor zat.
Een tralie!!! Ze zat in een cel!!! In paniek keek ze om zich heen. Misschien vergiste ze zich, maar toen ze een stalen deur zag wist ze het zeker: ze zat in een gevangenis. Een misselijkmakende angst schoot door haar heen toen ze begreep waarom ze hier zat. Glashelder zag ze voor zich hoe Namba zijn oom met een knuppel neersloeg en haar een kaakslag gaf. Liggend op de grond had ze gezien hoe hij zijn oom over het balkon had gegooid. Ze hoorde weer de schrille stem van Rita schreeuwen: Waarom heb je dat gedaan!?
En de mensen die zo op haar in hadden geslagen dachten natuurlijk dat zij Soeche over het balkon had gegooid. Haar ogen werden groot van ontzetting toen ze begreep dat het de opzet van Rita en Namba was om haar voor die moord op te laten draaien.
Maar dat kon toch niet! Iedereen kon toch weten dat zij nooit in haar eentje zijn oom over het balkon kon gooien? Deze gedachte stelde haar enigszins gerust. Straks zou ze wel vrij gelaten worden.
Maar toen het alsmaar later werd en ze nog steeds in de cel zat werd ze verteerd door angst en onzekerheid. Ze kon de spanning niet meer verdragen. Met een kreet vloog ze overeind en begon de deur met haar vuisten te bewerken. De politie hier moest weten dat zij die moord niet begaan had; dat Namba en Rita dat hadden gedaan.
×