Samenvatting
Hij, Jacques Treiture, ontvlucht het katholieke Frankrijk van begin 1700. Hij kan de druk van de kerk niet langer verdragen. Zij, Els, de auteur van dit boek, heeft weliswaar niets met de kerk, maar gaat hem achterna. Het is dan wel driehonderd jaar later. Natuurlijk hebben Jacques en Els elkaar niet ontmoet, maar zij heeft – door een boekje dat de kleinzoon van Jacques heeft geschreven – wel het gevoel dat ze hem heeft leren kennen. Zij volgt hem naar Amsterdam, beschrijft zijn aansluiting bij de Waalse kerk aldaar en later ook bij de Amsterdamse gilden. Zo beziet Els zijn leven als vluchteling, later als trotse Franse broodbakker. Zij volgt zijn leven, ziet kinderen en kleinkinderen voorbijkomen, constateert een zekere mate van integratie, tot het boekje ophoudt. De rest ontbreekt en nu moet ze het zelf uitzoeken. Wie was hij, die voorvader? En haar eigen vader, wat heeft hij daarvan geweten? Ze kan het hem niet meer vragen. Maar via Jacques, vindt zij toch iets terug. Het heet ‘familie’. Dit boek volgt de zoektocht van Els naar de man met de naam die zij altijd moest spellen.