Samenvatting
In de eerste helft van de negentiende eeuw, in de Pauselijke Staat, een van de reactionairste staten van Europa, richtte de dichter Giuseppe Gioachino Belli een monument op voor het gewone volk van Rome. Hij deed dat in een epos van meer dan tweeduizend gedichten in de hechte structuur van het klassieke Italiaanse sonnet, maar geschreven in de volkstaal van Rome (het Romanesco).
Alle aspecten van het volksleven komen aan de orde, dikwijls in de vorm van een korte monoloog of een kort gesprek, wat de gedichten heel levendig maakt. Hoofdthema’s zijn armoede en honger, de afhankelijkheid en rechteloosheid van het volk, het machtsmisbruik van de geestelijkheid en de willekeur van de rechtspleging. En verder alles wat met het geloof samenhangt, zowel de leer als de verschijningsvormen ervan in het dagelijks leven. Ook is er veel aandacht voor seks. En dat alles in een aanstekelijke en eigentijdse vertaling.
Een monument voor het gewone volk bevat een ruime selectie van 250 sonnetten. Rome komt eruit naar voren als de stad van zes p’s: papa, preti, principi, puttane, pulci e poveri – paus, priesters, prinsen, hoeren, luizen en armoedzaaiers.