Fragment
Stukje uit hoofdstuk: Op welke slang zal Lian stappen?
“Wooow! Weer een!”, roep ik verschrikt. Ik loop achter Lian en ondanks de warmte ben ik zeer alert. Stokstijf staan we naast de slang. “Moeten we nu bewegen of niet?”, vraagt ze me. Tja, dat weet ik ook niet precies. Hij zit nog op aanval afstand van haar enkel. “Als ik nu eens in slow motion een stap naar voren doe?”, zegt ze zenuwachtig. Pfff, hij blijft maar ratelen. Weet ik veel. Slangen zijn mooi, maar ik ben zeker geen expert als Freek Vonk die er constant bovenop wil duiken. Ik heb er niet echt verstand van. Langzaam tilt ze haar voet op en zet hem een stukje naar voren. Het geratel uit het bosje neemt in volume toe, maar er gebeurt verder niets. Ik moet er ook nog langs. “Laten we wat stenen naar de grond gooien, vlak voor hem. Slangen kunnen niet horen en misschien gaat hij door de trillingen in de grond wel weg.” We gooien wat stenen, stampen met onze voeten en gelukkig kruipt hij op een gegeven moment inderdaad weg. Met een gerust hart kunnen we verder.
Stukje uit hoofdstuk: Beer in de nacht
De volle maan komt op. Het is een prachtig schouwspel om zo die rode bol omhoog te zien komen. Het is nog niet helemaal donker. Hoewel de zon niet meer zichtbaar is, hebben de heuvels en de bergen in de verte een mooie paarsoranje gloed. Het is zeven uur ’s avonds en met goede moed verlaten we Kennedy Meadows. We beginnen aan de eerste tien kilometer richting de Sierra Nevada. De maan klimt hoger en hoger. Het paars maakt plaats voor diepe blauwgrijze tinten. De details van de bergen verdwijnen. Onze hoofdlampen zetten we niet op. Er is voldoende maanlicht om het pad en alles om ons heen goed te kunnen zien. We klimmen langzaam omhoog. Alle andere hikers overnachten in Kennedy Meadows en het is stil en vredig. Sereen bijna. Schaduwen spelen om ons heen. Er is geen afleiding in dit zwart-witte landschap.
Een takje breekt en er is geritsel. Lian is ineens heel alert. “Ik hoor iets. Daar! Er beweegt iets!”, roept ze. Recht voor ons, in een kommetje, zien we een schaduw bewegen. Het hobbelt onze richting op. In dit licht zien we genoeg om te wandelen, maar we kunnen het niet goed onderscheiden. “Geen idee wat het is. Laten we onze lampen aanzetten”, zeg ik. We halen de lampen uit de zijvakken van de rugzakken, zetten ze op onze hoofden en doen het licht aan. “Een beer!”, roept Lian verschrikt uit. Een forse, zwarte beer met brede schouders kruist ons pad en laat een diep gegrom horen. Hij is behoorlijk dichtbij gekomen en zijn contouren zijn goed te zien. We schijnen onze bundels in zijn gezicht. Zijn pupillen staan wijd open en reflecteren het licht terug. Alsof het twee grote, lichtgevende glazen knikkers zijn. We kijken hem strak aan. Hij kijkt op dezelfde manier terug en alle drie staan we stil, bevroren in het moment.
Fragment uit: Mount Whitney
In mijn hoofd is mijn besluit al genomen, maar zij zijn zich nog van niets bewust.
Halverwege de berg stoppen we. André kijkt mij aan. Hij ziet dat er iets niet in orde is. “Wat is er meisje?”, vraagt hij bezorgd. “Het gaat niet. Ik voel me helemaal leeg van binnen en ik weet niet waar het door komt.” Hij doet zijn rugzak af en zet die naast me neer. Hij hurkt en pakt wat te eten voor me. Zoete snoepjes, Jelly Beans. Ik stop er een paar in mijn mond en begin te kauwen. Hij reikt me een flesje water aan. Cloud Rider is ondertussen ook gearriveerd en we schakelen over naar het Engels. “Alles okay, CookieMonster?” Ik schud nee. André kijkt me onderzoekend aan. De zoete snoepjes doen hun werk. Blijkbaar had ik inderdaad wel wat extra energie en water nodig. Maar het algemene gevoel van malaise is niet weg. Ze willen graag omhoog. Hoe moet ik het hen nu zeggen? Even dwarrelt deze gedachte in mijn hoofd, maar uiteindelijk kijk ik ze aan en zeg: “Mannen, ik denk niet dat ik verder kan gaan.” Het is even stil, het moet inzinken. “Ik denk dat het voor mij onverantwoord is om verder te gaan.” Ik leg hen uit hoe ik me voel en dat mijn hoofd niet op de plek is waar hij hoort te zijn bij een beklimming. Zeker niet als we straks, zonder pikkel, een steile besneeuwde wand moeten trotseren. Als we daar onderuit gaan...
Stukje uit: Redding in de sneeuw
“Wat zeg je?”, roept Lian vanuit de verte. Vanaf mijn kompas kijk ik omhoog. “Ik zeg niets!”, roep ik terug. Ze staat stil en luistert. Haar hoofd veert ineens omhoog. “Ik hoor iemand roepen!” Mijn arm zakt naar beneden. Roepen? Nu? In deze omstandigheden? Zal de wind wel zijn. Ik hoor niets. Ze wijst: “Het komt daar vandaan!” Met mijn voeten maak ik een groot kruis in de sneeuw in de hoop dat punt straks nog terug te kunnen vinden. Samen gaan we in de richting waar ze heen wijst. Nu hoor ik het ook; een vaag geroep. We kijken goed om ons heen en zien uiteindelijk in de verte een jonge vrouw de berg af rennen. Ze blijft maar roepen en roepen en komt recht op ons af. De angst is op haar gezicht te lezen als ze bij ons aankomt. De pupillen van haar ogen staan wijd open. “Wat ben ik blij jullie te zien!”, zegt ze.
Ze is nat van de smeltende sneeuw en van het zweet. Haar open trailrunners zijn niet waterdicht waardoor ze drijfnatte voeten heeft. Ze heeft het behoorlijk koud. “Hoe heet je?”, vraagt Lian. “Sweetums”, antwoordt ze met een bleek gezicht. “Hoi, Sweetums. We hadden hier in deze omstandigheden niemand verwacht. Is alles oké?”, vraagt Lian, terwijl ze een arm om haar heen slaat. “Ik zoek jullie al een hele tijd! Ik ben alleen en het begon te bliksemen. Ik was bang om geraakt te worden en wist niet goed wat ik moest doen. Ik zag jullie sporen en ben als een gek gaan rennen om jullie in te halen.” In een sneltreinvaart komen haar woorden eruit. Ze haalt snel adem en gaat verder: “Maar na de pas ben ik de sporen kwijt geraakt. Ik kon het pad ook niet vinden en ben maar naar beneden gaan lopen. In de hoop jullie te vinden. Ik ben al een half uur aan het roepen.”
Ze is duidelijk overstuur. Lian praat met haar en stelt haar gerust.Ik kijk dit zo aan. Ze is uitgeput, verward en steenkoud. Als ik dit zo laat gaan is ze morgen misschien verleden tijd. Ondertussen heb ik het kompas er weer bij gepakt.
×