Samenvatting
Het kustgebied van het huidige Holland - in de vroege middeleeuwen als West-Frisia aangeduid - heeft in de tweede helft van de 9e eeuw eveneens te lijden gehad van de plundertochten van de Noormannen. In 885 is het gelukt ze uit het kustgebied te verdrijven. Een belangrijke rol speelde daarbij de Friese graaf Gerulf, afstammeling van een hoogadellijk geslacht dat zijn wortels had in het Friese Westergo. Als beloning ontving hij van de keizer belangrijke goederen en werd hij belast met het bestuur over Kennemerland en het voor de handel zo belangrijke Rijnmondgebied. Graaf Gerulf kon bij zijn overlijden een omvangrijk gebied aan zijn beide zoons nalaten. Waldger, de oudste zoon, kreeg het centrale rivierengebied met de belangrijke handelsstad Tiel, De jongste zoon Dirk kreeg het kustgebied. Met Dirk I begon de opmars van een gravengeslacht dat gedurende drie eeuwen het West-Friese graafschap zou uitbouwen. Dirk I en zijn zoon Dirk II speelden een belangrijke rol in de internationale politiek van die dagen. Onder hun opvolgers werd het West-Friese graafschap door verovering en ontginningen vergroot. Allereerst in zuidelijke richting, Maasland met de kerk van Vlaardingen, vervolgens in oostelijke richting, het Maas-Merwedegebied. De ontginningen van de oostelijk gelegen veenvlakten, in het bijzonder van de Utrechts-Hollandse laagvlakte, brachten welvaart aan de snel groeiende bevolking. De van boven af geleide ontginningen brachten ook culturele invloeden uit het zuiden en verdrongen in de 11e/12e eeuw het Friese karakter van het graafschap. Vanaf het midden van de 11e eeuw kreeg het nog naamloze graafschap de ruimtenaam Holland. Floris II noemde zich vanaf 1101 graaf van Holland. Zijn opvolgers zouden tot 1299 het bewind over Holland voeren en de grondslag leggen voor de latere welvaart van dit gewest.