Samenvatting
Bij de machtsovername van 1933 had Hitler, Joseph Goebbels tot Minister van Propaganda benoemd waaronder ook filmproductie resulteerde. Ondanks dat Joodse prominenten uit de filmwereld het land ontvlucht waren, wist Goebbels de filmproductie nieuw leven in te blazen en organiseerde een starsysteem naar Hollywood model. Zowel Hitler als Goebbels waren fervente filmfans en op de Berghof werden iedere avond twee speelfilms vertoond.
Nadat de Duitsers een groot deel van Europa veroverd hadden, verdienden ze miljoenen aan vertoning van hun films in de bezette gebieden. Al in 1943 werd het duidelijk dat Duitsland de oorlog zou gaan verliezen. Ondanks bombardementen en daarmee gepaarde stroomstoringen ging men tot het laatste moment door met filmproductie. Op 27 maart 1945 werd, in de resterende bioscopen, het laatste weekjournaal vertoond. Pas in april werd het werk aan vier speelfilms gestaakt. Bij de capitulatie in mei lagen filmstudio's gedeeltelijk in puin of waren leeggeroofd. Op het terrein van de Bavaria Studio van München teelde men aardappels.
Na de stichting in 1949 van de Bondsrepubliek kwam de filmindustrie langzaam opgang. Een aantal acteurs had een besmet naziverleden. Producenten kozen daarom vooral voor nieuwe gezichten. Men noemde deze groep jonge acteurs Nachwuchs. Veel van de acteurs uit de jaren vijftig genoten enorme populariteit en zouden internationaal doorbreken, waaronder: Curd Jürgens, Horst Buchholz, Hildegard Knef, Romy Schneider, Karlheinz Böhm, Hardy Krüger, Maria Schell, Maximilian Schell, Klaus Kinski en Elke Sommer.
Adrian Stahlecker werd in 1937 geboren in Den Haag. Hij studeerde aan de Vrije Academie en exposeerde zijn werk in Nederland maar ook in Parijs, Londen en Berlijn. Van 1961 tot 1973 woonde hij in Spanje waar hij tentoonstellingen had in Madrid en Barcelona. Sinds 2000 schrijft hij voornamelijk boeken over film- en theatergeschiedenis.