Fragment
De vermoeienissen van de afgelopen dag waren gauw vergeten en opgewekt lagen de jongens de plannen voor de volgende dag te bespreken.
Plotseling hoorde Wim het geronk van een auto. Hij stootte Bert aan. Over het karrenpad, dat langs de bosjes liep, naderde een auto met gedoofde koplampen.
Langzaam reed de auto langs het bosje waarin de tent van de jongens stond. Tachtig meter verder, bij het volgende bosje zagen ze hem stoppen.
"Wat moeten die hier nu, midden in de nacht”, fluisterde Bert, "Kijk ze halen iets achteruit de auto”.
Inderdaad waren twee mannen uit de wagen gestapt en hadden elk een doos uit de auto gehaald. Met de dozen begonnen ze naar het bosje te lopen.
Wie komt er nu met gedoofde lichten over zo’n donker pad rijden en gaat dan met dozen slepen? Daar moet ik meer van weten, dacht Wim.
×