Pa heeft dat weekeinde ettelijke keren met Ma moeten praten om haar te kalmeren. Zij maakte zich grote zorgen om haar ‘jochie’. Mijn moeder heeft geweldig over mij gemoederd vanaf het moment dat bij mij als 5- of 6-jarige epilepsie werd geconstateerd. Die is mogelijk ontstaan door ondervoeding in de laatste oorlogswinter.
Enkele dagen later kwam er een telefoontje uit Den Haag. “Morgen om twee uur op de afgesproken plaats”, luidde de boodschap. Ook later zijn de telefoongesprekken altijd uiterst summier geweest, te kort om te traceren met de technologie van die tijd.
Op de afgesproken plek zag ik al snel de mannen in een auto zitten. Ik voegde me bij hen. “Deze plek is te druk, we moeten ergens anders naartoe”, zei Van der Deugd. Ik opperde om het bos in te gaan, maar ze wilden hun auto in de gaten houden. Dus leidde ik ze naar een pad dat naar het voormalige Kamp Zeist voert.
Tussen twee mannen van de BVD in zat ik daar op die vroege voorjaarsdag in maart 1967 prinsheerlijk op een bankje. Tegenover ons, in de berm, stond de auto. “We zijn daarnet een restaurant voorbij gereden, is dat een beetje goed?”, vroeg Van der Deugd. Ik antwoordde dat Oud London een heel goed restaurant was, maar dat het mijn draagkracht ver te boven ging om daar te eten. Van der Niet vroeg aan Van der Deugd hoe zijn vrouw kookte. “Uitstekend”, was het antwoord, “anders was ik niet met haar getrouwd.” Van der Niet: “Jij denkt ook altijd aan lekker eten.”
“Peter”, hernam Van der Deugd, “we willen je vragen dat contact met de Oost-Duitsers voort te zetten, maar dan in onze dienst. Ik neem aan dat je er met je vader over hebt gepraat en dat je een afgewogen antwoord hebt.”
“Mijn antwoord luidt ja, en ik dank u wel voor het vertrouwen. Ik heb er met mijn vader en moeder over gesproken”, zei ik. “Maar hoe moet dat nu verder?”
Van der Niet: “De eerste opdracht heb je al. Daar heb je een honorarium voor afgesproken. Dat geld en wat je krijgt voor reiskosten geef je aan ons in de envelop die jij krijgt. Geld van de Oost-Duitsers is voor jou bloedgeld, daar mag je geen cent van houden. Nooit. Jij komt bij ons in dienst en daarvoor krijg je maandelijks een bedrag in contanten.”
Een lijst instructies volgde. Wat ik bij de BVD verdiende, mocht ik niet opgeven aan de Belastingdienst. Ik moest een kopie maken van alle bonnetjes van de uitgaven die ik voor het werk voor de BVD deed. De BVD hield de kopiën, de originelen moesten naar Oost-Berlijn. Die onkosten zouden zo snel mogelijk worden terugbetaald, ook contant.
Alle artikelen, foto’s en documenten die ik verzamelde om mee te nemen naar Berlijn, moest ik een week tevoren aan de BVD geven. Zij zouden beoordelen wat wel en niet mee mocht naar Oost-Duitsland. “Jij voert de opdrachten van de Oost-Duitsers dus uit voor ons.”
Ze verwachtten van mij dat ik volkomen eerlijk en loyaal zou zijn. “Doe geen dingen achter onze rug om. Daar komen we vroeg of laat toch achter”, zei Van der Deugd. Ik grijnsde en viel hem in de rede: “Dat zeiden ze in Chemnitz ook.”
Ik mocht nooit, op de terugweg uit Berlijn, aantekeningen maken van wat ik had gezien en gehoord. Ik mocht met niemand praten over wat ik daar had gedaan. Ze adviseerden me de Oost-Duitsers zoveel mogelijk te laten praten. Ik kon mild-kritische vragen stellen om me iets te laten uitleggen, maar moest me zo afzijdig mogelijk houden als ze politieke propaganda bedreven. Ik werd gewaarschuwd: “Ze zullen heel licht en langzaam proberen je ook door hersenspoeling voor zich te winnen.”
Tot slot zei Van der Deugd: “Steeds een paar dagen nadat je bent teruggekomen ontmoeten wij elkaar. Dan geef jij ons de envelop en krijg jij je honorarium. Je vertelt ons alles wat je hebt besproken met je Oost-Duitse contacten, waar jullie zijn geweest en wat jullie hebben gedaan. Let dus goed op de omgeving. Dat willen we graag allemaal weten.”
“Is dat alles?”, vroeg ik.
“Dat is voorlopig alles”, antwoordde Van der Deugd.
“Uw punt over de terugreis is mij iets te beknopt”, zei ik. “Als iemand mij rechtstreeks vraagt wat ik heb gedaan in Oost-Duitsland, moet ik een rechtstreeks antwoord geven. Ik zal zeggen dat ik vrienden heb bezocht. Als ik nog meer vragen krijg, geef ik er wel een draai aan.”
×