Samenvatting
Mijn vader heeft me vroeger geleerd, dat je als klein meisje nooit alleen het bos in mocht gaan. Er lagen altijd wolven op de loer. Hongerige, onvoorspelbare wolven die niets van een klein meisje zoals ik heel zouden laten. Maar het hele leven was toch onvoorspelbaar? Net zo goed als dat controle alleen maar een illusie is? Ik was allang geen klein meisje meer. En kennelijk hoefde ik het bos niet meer in te gaan wanneer ik me verveelde en op zoek was naar een beetje spanning. Ik zal mijn vader morgen vertellen dat hij ongelijk heeft gehad. Zelfs mijn eigen appartement bleek niet veilig te zijn voor de hongerige, onvoorspelbare wolven. Alleen was de onvoorspelbaarheid van deze wolf overweldigend geweest. Zo overweldigend dat je je er klein en machteloos door voelde. Deze wolf was de wolf in schaapskleren. Mijn Daan, mijn vertrouwde Daan. De enige die ik vertrouwde op mijn ouders en Felicia na. En het ergste van alles was: ik had haar zelf binnengelaten. Sterker nog: misschien had ik haar zelfs wel uitgenodigd.