Fragment
Hij pakte het computerbeeldscherm van het bureau en smeet het op de grond. Tweemaal stampte hij erop; kapot zal die zijn. Hij gooide de muis door het kantoor en pakte het toetsenbord met beide handen vast om het op het bureau kapot te slaan. Vervolgens pakte hij het bureau bij het blad op en tilde het boven zijn hoofd. Met het bureau in zijn handen stond hij heel even stil en keek naar het geschrokken gezicht van Lisa. Die grote ogen en rode wangen stonden haar bijzonder goed, constateerde hij. Het waren enkele seconden die hij had kunnen gebruiken om tot bedaren te komen. Hij gebruikte ze er niet voor,
***
Het beste leek het Edward om vroeg op te staan en te vertrekken zonder dat iemand hem zag. Maar hij was geen ochtendstier, dus vertrok hij ’s middags. Evengoed werd zijn vertrek niet opgemerkt.
Hij klom over het prikkeldraad om het weiland te verlaten. Eenmaal aan de andere kant van het draad, vroeg hij zich af waarom koeien en stieren zich altijd lieten tegenhouden door dat lullige hekje. Gebrek aan nieuwsgierigheid, vermoedde hij.
***
De deurbel gaat. Bob neemt nog snel een slok van zijn koffie, trek zijn badjas fatsoenlijk dicht, wrijft de slaap uit zijn ogen en loopt nietsvermoedend naar de deur. Voor de deur staat een streng kijkende jongeman met een te groot rood regenjack aan en een tablet in zijn hand. Da’s balen.
‘Mag ik u wat vragen?’ vraagt de jongeman.
Mag ik u wat vragen? Nee tuurlijk niet! Ga iemand anders pesten met je schrale harses, denkt Bob bij zichzelf. ‘Ja hoor,’ zegt hij, met een geforceerde glimlach.
×