Samenvatting
Eigenlijk ga ik bij het schrijven van deze verhalen te werk als een kunstschilder. Voor mij staat een wit doek dat ik met kleur wil vullen. Dat lege doek is in deze novellen een man met een leeg bestaan, kleurloos, zinloos en der dagen zat. Dan treft hij een kat, hond, kind of vrouw (lees ook mijn roman: Vrouwenman) die dat lege blad inkleurt. De man komt tot leven, dat hij in dienst stelt van de ander. Dat doet deugd aan zijn geatrofiëerde altro; het vervult hem met een liefde voor die ander, een niet-egoïstische liefde. Een soort reset and play, hem geschonken door de goden of het noodlot, of gewoon door zijn eigen verlangen.
Een kind loopt weg van de begrafenis van haar moeder. Een vader kent ze niet. Een eenzame man brengt haar eten en ze worden vrienden. Ze personifieert een erfenis, fataler nog dan de belastende informatie die haar overleden moeder ergens verstopt heeft.