Fragment
“Was jij zelf bij Socrates, Phaedo, op die dag waarop hij in de gevangenis het gif dronk? Of heb je het van iemand anders gehoord?”
“Ik was er zelf bij, Echecrates.”
“En wat heeft hij gezegd voor zijn dood? Hoe is hij gestorven?
Graag zou ik dat horen.”
Met deze zinnen begint Plato zijn dialoog ‘Phaedo’, waarin hij het sterfbed van Socrates beschrijft. In deze dialoog filosofeert Socrates er met zijn vrienden vrolijk op los voordat hij de gifbeker leegdrinkt – uitzonderlijk goedgehumeurd geeft hij zijn gedachten over het leven, en de dood.
Via deze dialoog vertelt Plato ons van zijn ‘vormenleer’. In die vormenleer ziet hij een bewijs voor de onsterfelijkheid van de ziel, die incarneert in verschillende lichamen. Tussen twee incarnaties door neemt de ziel volgens Plato de kennis in zich op van de basisconcepten waarmee de menselijke geest werkt. Deze kennis neemt hij vervolgens mee naar het sterfelijke bestaan, en dit maakt het mogelijk om in het aardse bestaan categorieën te herkennen.
Het komt volgens Plato kortom door de kennis van het onsterfelijke deel van de ziel dat de mens de capaciteit heeft om iets van de wereld om hem heen te begrijpen. Zonder onze ziel zou de wereld volgens hem onbegrijpelijk zijn. Mij heeft hij daarmee echter nooit weten te overtuigen.
Mijn liefde voor filosofie heb ik van mijn moeder. Bijna twee jaar terug besloot zij niet meer te eten en te drinken. Twee weken later was zij overleden.
Mijn moeder was bijna 82, maar lichamelijk nog behoorlijk fit, en bijzonder actief: ze las graag filosofie, maar ook over kunst en actualiteiten, en ze organiseerde leesclubs en lezingen. Zij speelde daarnaast piano en viool, sprak luisterboeken in voor slechtzienden, en tot een aantal jaar geleden roeide ze zelfs nog wekelijks. Al met al had ze een bijzonder rijk sociaal leven, en voor de meeste mensen om haar heen kwam haar beslissing daarom als een donderslag bij heldere hemel.
Mijn moeder en ik keken beiden met een cynische blik naar het idee van een hiernamaals. Voor het aannemen van een leven of een andere vorm van continuïteit van ons bewustzijn na de dood heb ik andere bewijzen nodig dan Plato levert: empirische bewijzen, of logische redeneringen. En die zijn er niet.
De vragen blijven. Wat gebeurt er met ons na de dood? Maar belangrijker: hoe gaan we daarmee om?
Ik ga daarvoor terug naar de vragen van Plato: het is tijd om zijn werk over te doen – zo niet beter, dan in ieder geval overtuigender. Daarvoor ga ik tien jaar verder terug in de tijd, naar het sterfbed van mijn vader.
×