Samenvatting
De verhalen in De zwarte engel spelen zich af op Curaçao in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Op een doorgaans luchtige toon beschrijft Cornelis Goslinga serieuze kwesties in de naoorlogse Curaçaose samenleving, zoals de ondergeschikte positie van de zwarte mens ten opzichte van de blanke, maar ook, andersom, de trots van de echte Curaçaoënaar tegenover de 'macamba', de niet op het eiland geboren blanke. Goslinga laat zien dat een vrije seksuele moraal van de man wordt getolereerd, terwijl hetzelfde gedrag van de vrouw meestal dramatische gevolgen heeft. Ook de invloed van de kerk, hoewel tanende, speelt in deze periode nog steeds een rol in de eilandgemeenschap.
Dankzij zijn grote historische kennis en zijn langdurig verblijf op het eiland weet Goslinga een getrouw beeld te geven van de Curaçaose bevolking en haar gewoonten. Met zijn bondige stijl en zijn levendige dialogen weet hij de Caraïbische sfeer uitstekend te treffen.
Prof. dr. Cornelis Goslinga, historicus en kunsthistoricus, was jarenlang leraar geschiedenis op Curaçao. Van 1961 tot 1975 doceerde hij Caraïbische geschiedenis aan diverse universiteiten in de Verenigde Staten. Naast talrijke wetenschappelijke publicaties schreef Goslinga een aantal verhalen- en dichtbundels, waaronder De bullepees (1971, verschenen onder het pseudoniem Marek Decorte), Tápame (1975), De Trinitaria (1981), Sterren en strepen (1984), Sjons en slaven (1992), Een zweem van weemoed (1994) en De vrome smokkelaar (1996).