Fragment
La Alpujarra
De ruïne
In de vallei beneden me weerkaatste het avondlicht rood tegen de door de tijd verweerde rotswand. In de zwarte schaduwpartijen vermoedde ik diepe grotten die vanaf hier niet te zien waren. Vroeger verstopten de Moren zich in die spelonken voor de christenen, fantaseerde ik. Daar verborgen ze hun schatten: goud en diamanten of verboden manuscripten.
Naast me slaakte Sanne een zucht.
'Gaat het?' Voor een scherpe bocht schakelde ik terug naar zijn twee.
'Pff, wagenziek.'
'Sorry Squirrel, zullen we even stoppen?' Na de bocht bleef ik dertig rijden in de hoop snel een inham naast de smalle landweg tegen te komen.
'Wat mij betreft rijden we door naar La Parra; douchen en een glas wijn, dat zie ik wel zitten.'
'Niet even de benen strekken?'
'Dat kan straks toch?'
'Moeilijk voor te stellen, hè?'
'Wat?' Sanne gaapte.
'Dat de Moren hier vroeger rondliepen in zijden gewaden en zich bezighielden met lezen, schrijven, sterrenkunde, noem maar op. Terwijl wij in het hoge noorden nog dik in de middeleeuwen zaten.'
'Daar gaan we weer. Alsjeblieft, Hessel. Het was een lange dag.'
'Nog geen vijf eeuwen geleden hakten de Moren en christenen elkaar in dit lieflijke landschap de koppen af.'
'Hessel, houd op. Dat verleden en die bloederige taferelen van jou kunnen me geen moer schelen. Ik wil genieten. Nada mas. Het is hier veel te mooi.'
'Wacht maar, tot we in het Alhambra zijn, dan krijgt de Spaanse geschiedenis jou ook in haar greep.' Mijn hand schoof naar haar knie en gaf haar een vriendschappelijk kneepje.
'Mij? Nooit. Het eten wel ja, de zon en de natuur, maar die fascinatie voor geschiedenis? Rot even op, zeg.'
'Da's waar ook. Jij bent gefascineerd door iets anders, maar met kids hebben we deze vrijheid niet, lieverd. Dan zitten we nu in een huisje van Center Parcs in Drenthe of Limburg, met onze voeten in een lauw pierenbadje onze schattige dreumes aan te gapen.'
'Mispunt. Ik ga er niet meer op in.'
'Goed idee.'
'Genoeg!' Sanne greep het portier vast alsof ze ter plekke wilde uitstappen.
Ik remde, stuurde de Nissan Micra scheef een zandpad in, zette de motor af en stapte uit. Ik deed wat rek- en strekoefeningen en zoog diepe teugen frisse lucht op. Twee arenden cirkelden boven het dal voor me. De onmetelijkheid van de Sierra Nevada achter me. Die absolute stilte. Dat besef nietig te zijn: een zandkorrel in de eeuwigheid, een aasje wind. Het was overweldigend en ik bleef even roerloos staan.
Toen liep ik het stoffige pad af naar beneden, waar de steile rotswanden in het gloeiende licht me lokten. Ik stelde me voor dat de laatste paar honderd jaar niemand meer in die grotten was geweest en dat ik vandaag iets bijzonders zou ontdekken: een heilige steen of een eeuwenoude koran.
Sanne rukte aan mijn arm en brieste: 'Ik zie dit niet zitten, Hessel, Camilla wacht op ons in de bed & breakfast. We zouden nu ongeveer in La Parra zijn. Straks zijn we te laat voor het eten.'
'Even lopen, joh. Ze eten hier nooit voor tienen, we hebben alle tijd.' Die Camilla kon wachten wat mij betreft. Bij het eerstvolgende zijpad sloeg ik af, vervolgens ging ik twee keer links, toen weer rechts en...
Of was het drie keer links geweest?
Door de airco in de auto hadden we geen idee van de temperatuur buiten. Dit was Zuid-Spanje, augustus, wisten wij veel dat de zon op dit uur nog de kracht van een
heteluchtoven had. Sanne lette altijd wel op en had een beter richtingsgevoel dan ik, maar vandaag was er geen land met haar te bezeilen. Mokkend liep ze achter me aan.
De kleur trok uit de lucht, over een halfuur zou het donker zijn. Schuldbewust draaide ik me naar mijn vriendin en erkende: 'We zijn verdwaald, Squirrel. We liepen al eerder op dit pad, maar ik heb geen idee welke kant we op moeten.'
'Dat zei ik toch, sukkel. Echt oerstom, je hebt géén richtingsgevoel. Je bent stronteigenwijs en ik loop je goeiig achterna; op mijn slippers, zonder hoed en zonder water. Het is jouw schuld. Je weet nooit precies waar je bent en je rijdt suffig. Je kookt nooit eens, en als je afwast zet je de helft vuil in de kast. Meneer doet maar waar hij zin in heeft.'
'Wat heeft dat in godsnaam met verdwalen te maken.'
'Niks, maar het is de laatste druppel. Ik ben dit gedoe met jou strontzat.' Ziedend sloeg Sanne rechts een pad in dat flink steeg en ze verdween achter een rots.
'Die kant moeten we zeker niet op, San.' Maar ik volgde haar toch, met de staart tussen de benen. Natuurlijk had ze gelijk. Sanne had altijd gelijk; dat vonden de stokoude olijfbomen langs het pad ook. Hun in de grillige stammen uitgehouwen verwrongen smoelwerken hoorde ik jouwen: 'Oen, lapzwans.'
Verderop zat Sanne te jammeren op een stronk. Enkel verzwikt. Ook dat nog. Maar dit pad kwam me niet bekend voor. Hoopvol liep ik haar voorbij, een stukje verder naar boven. Haar moordzuchtige blik brandde in mijn rug en zei me dat ze geen stap meer tevergeefs zou zetten. De weg terug naar de auto, als we die nog vonden, zou ik haar moeten ondersteunen.
'Verdwaal niet,' riep ze me iets te nadrukkelijk na.
Haar eeuwige kritiek. Ik de onhandige sul, zij de goed van de tongriem gesneden feministe die het allemaal wel even regelde. Nou ja, dat dacht ze zelf. Volgens mij wenste ze niets liever dan in de voetsporen van haar moeder te treden om groepsleidster te worden van een groot gezin. In het begin van onze relatie vond ze mij vertederend. Later hoopte ze me te kunnen veranderen. Wat ik natuurlijk niet pikte; ik ben niet achterlijk. Bovendien bezit ik een nogal dominante moeder en kwamen Sannes trucjes me verdacht bekend voor.
Sinds we samenwoonden miste ik mijn vrijheid. Alles moest op haar manier, de enige goede vond zij. Als zij de vloer aanveegde en ik in gedachten verzonken door haar hoopje stof liep, riep zij geïrriteerd: ‘Kijk uit je doppen, joh. Heb je dan helemaal niks van je moeder geleerd?’ Nee dus, want wij hadden geen vloer die werd aangeveegd, althans niet als ik in de buurt was; bovendien had mijn moeder personeel. Sanne kwam uit een groot Brabants gezin, katholiek natuurlijk. Vader, moeder, zussen, broers, het was er altijd een hartelijke janboel, waartussen ik me voelde als de buurman, die op het verkeerde moment op bezoek was gekomen.
‘Count your blessings,’ riep mijn moeder vaak. Ja, de seks was goed. ‘Kun je samen lachen, vrijen en werken, dan is je relatie van succes verzekerd, maar kijk wel naar haar moeder, want daar gaat ze hoe dan ook op lijken.’ Dat zei Inez, mijn moeder, altijd nadat ik een nieuw vriendinnetje aan haar had voorgesteld. Waarschijnlijk had ze dat een keer te vaak gezegd. Ik was gevallen voor Sannes groene ogen met de bruine stipjes die zich als sproeten op haar wangen voortzetten, maar zij had me in haar netten gestrikt. Wat ik natuurlijk ontkende omdat me dat een vleugellam gevoel gaf. Sannes opgewekte natuur trok me uit mijn sombere buien. Zij wist wat goed voor me was, beter dan ik zelf. Ik noemde haar 'Squirrel' vanwege haar kastanjebruine haar, dat ze graag in een paardenstaart droeg.
Intussen vond ik dat ze steeds meer op haar moeder ging lijken: een struise Brabantse met acht kinderen, die de Story en de Libelle spelde. Nou deed Sanne dat nog net niet, maar ik zag haar er over een paar jaar wel voor aan.
Ik kwam boven aan de heuvel en had ineens een weids uitzicht. Links en rechts van het pad onderbrak een open veld de rijen olijfbomen. In het vergeelde gras lagen hopen stenen en stukken rots. Bijen zoemden in bossige struikjes en boven mijn hoofd klonk een vreemd hoog trillend geluid. Frirrt, frrirt, een groep vogels met puntige vleugels zwermde over. In het lage licht schitterde iets geels. Ze waren prachtig en vlogen om me heen, alsof ze me de weg wilden wijzen en me hun verhaal moesten vertellen. Even bleef ik geboeid staan kijken, tot er iets in mijn ooghoek verschoof: een donkere schim bewoog naar me toe. Meteen was ik bij m'n positieven. Goddank, hulp. Die vent kon ons vast naar de auto brengen.
'Hola,' riep ik.
'Buenos tardes.' De man naderde snel tussen de bossen tijm en lavendel. Hun geur nam hij mee aan zijn broekspijpen. We hadden ontdekt dat men in dit Spaanse achterland geen woord Engels sprak, dus probeerde ik met de paar woorden Spaans die ik kende een zin te formuleren.
'Perdido, mujer over there, ankle.' Ik gebaarde achter me naar waar ik vandaan kwam.
'Are you lost? Here?'
Ik wist niet wat ik hoorde en stamelde: 'You speak English?'
'Si, si. Have English woman.' De man grijnsde. Ik zag zwarte gaten tussen zijn tanden, en moest denken aan de spelonken die ik zo graag had willen ontdekken. Hij was sjofel gekleed, mager en zijn vettige, grijze haar was slordig bij elkaar gebonden in een staartje. Hij leek me een paar jaar ouder dan ik.
De man zei: 'Kom mee, wat drinken.'
'Graag.' Ik likte langs mijn droge lippen. 'Even mijn vrouw halen.'
Boven het steil oplopende veld kleurde de lucht inktblauw. Samen liepen we het pad af naar Sanne die nog precies zo zat, maar opsprong toen ze ons zag aankomen.
'Ha, fijn Hessel, brengt hij ons naar de auto?'
'Ja, zo meteen. We gaan even iets bij hem drinken.'
Sanne hinkte aan mijn arm. De man, onmiskenbaar met zigeunerbloed, liep voor ons uit en ratelde honderduit in een mengelmoes van Spaans en Engels. Er viel geen touw aan vast te knopen.
Op het punt waar ik hem ontmoet had, wachtte hij even tot we naast hem stonden en stapte toen tussen de steenhopen, graspollen en bossen wilde kruiden. Ik zag nu pas dat er een pad doorheen slingerde. Sanne liep voor me uit, achter de man aan. De scherpgetakte bosjes schuurden langs haar blote benen, maar ze hinkte nauwelijks meer. Een beetje avontuur en ze had geen tijd meer om met zichzelf bezig te zijn.
De avondbries streek langs mijn gezicht, het leek iets af te koelen. Op de top van de heuvel kregen we het ruime uitzicht dat ik eerder had gezocht. Rechts, hoog boven ons, stond de schim van onze huurauto afgetekend tegen de donkere lucht. Hemelsbreed tien minuten lopen. Links werd ons zicht geblokkeerd door de massieve muur van een ruïne. Daarnaast glansde water tussen hoge rietpluimen, ik hoorde kikkers kwaken.
De man bleef staan. Sanne liet haar Spaans op hem los: 'Es muy romántico aquí.'
Als antwoord floot hij schel en meteen kwam een niet te veronachtzamen schare woest uitziende honden aangerend. Ze blaften en kwispelden alsof hun baasje uren weggeweest was.
Sanne schrok zich rot. Ze was geen doetje, op de boerderij van haar ouders had ik haar eens een kip zien slachten zonder een traan te laten, maar voor honden was ze doodsbang.
'Hessel, ik ga niet verder, ik verzet geen stap meer,' piepte ze en schoof aanhankelijk haar hand in de mijne.
'It's okay. No pasa nada,' zei de man. En inderdaad, hij klikte met zijn tong, knipte met zijn vingers en alsof hij de rattenvanger van Hamelen was, volgden de honden hem naar de voorzijde van de ruïne, waar ze, zonder ons nog een blik waardig te keuren, in de koelte van de struiken kropen.
'Betty,' schreeuwde de man door een gat in de muur: 'Guests.' Meteen verdween hij naar binnen.
Wij bleven staan op een platje van natuurstenen flagstones, dat half schuilging onder verdord gras. Op twee schragen lag een oude deur die als tafel dienst deed. Sanne viel neer op een van de krakkemikkige keukenstoelen die eromheen stonden. Ik ging naast haar zitten en maakte van de gelegenheid gebruik om haar duim te masseren. Zij sloeg haar arm om mijn nek en kuste me.
'Als de basis maar goed is, hè San,' zuchtte ik.
Aanleiding tot onenigheid waren vooral de stomme dingen. Dat zij van koffie hield en ik 's middags liever thee dronk; zij niet rookte en ik 's avonds graag een sjekkie met wat 'kruiden' erin opstak; ik gek was op eten met een flinke scheut tabasco of sambal en zij gruwde bij het idee. Dat zij kinderen wilde en ik daar niet aan moest denken, was ons grootste verschil. Dat mijn ouders me niet het beste voorbeeld hebben gegeven, heb ik haar laatst weer eens uitgelegd. Als leraar zit ik genoeg tussen de tieners. Best leuk, maar god, wat ben ik blij niet de vader van die pubers te hoeven zijn. Sanne nam er geen genoegen mee: ze eiste haar kind.
Juist toen wij ons eerdere gekibbel van die middag afzoenden, kwam de Engelse vrouw van de zigeuner met een olielamp naar buiten. Ze stelde zich voor als Betty. Schaapachtig gaf ik haar een hand en mompelde mijn naam en stelde Sanne voor. In het flikkerende lichtje van de lamp leek ze rond de zestig. Vuurrood geverfd haar hing slordig om haar hoofd en het was zo dun, dat de huid van haar schedel te zien was. Achter een vlekkerig truitje bungelden haar bh-loze borsten en haar te korte, geruite rok zat gedraaid, met op haar buik een bobbelende rits. Zo te zien had ze haar lippen zonder spiegel gestift.
Tussen haar vingers hield ze een sigaret. Onder de oppervlakte van haar armoedige uitstraling lag een schoonheid die aristocratische elegantie verried. Zelfs haar Engels leek op dat van the Queen.
×