Fragment
Buiten Havana begint het andere Cuba. De stad is als een levend filmdecor dat enigszins los lijkt te staan van de rest van Cuba. Havana is een verhaal apart. Maar net zo min als de bezoeker van Amsterdam kan zeggen dat hij Nederland heeft gezien, kan degene die slechts Havana heeft bezocht, zeggen dat hij Cuba kent. Santiago de Cuba, 800 kilometer ten oosten van de hoofdstad, is het Afrikaanse Cuba.
Daartussen en daarachter ligt nog zoveel meer. Het andere Cuba begint als de autobus van Viazul de Cubaanse hoofdstad verlaat over een vrijwel verlaten Autopista, de groene suikerrietvelden opzoekt en golvende hagen van koningspalmen voorbij laat trekken.
Het grootstedelijke verval van Havana Vieja heeft plaats gemaakt voor het dorpse.
In het dorpje Jaguey Grande staren de mensen met hun door de zon verweerde koppen me vriendelijk en verbaasd aan als ik een pannenkoek met kokos naar binnen werk. Hier loop ik door een smalle straat met verweerde muren. Als een vreemdeling in een ver land, door het geroezemoes, langs donkere mannen in oude hemden die Spaans spreken met een vreemd accent.
Langs vrouwen met Spaanse gezichten en donker krullend haar. Een klein blond meisje in een smoezelig jurkje speelt vrolijk met het pikzwarte jongetje dat zijn hagelwitte tanden ontbloot als zij hem op de billen tikt. ‘Hé, amigo’ roept hij vervolgens naar mij. Wat hij daarna roept, versta ik niet.
Langs de Autopista glijdt het vlakke groen van het Cubaanse land. Een fietser gaat recht tegen het verkeer in. Op Cubaanse snelwegen is het rustig. Bij elk stadje staan lifters langs de weg. Tien lifters op vijf passerende auto’s.
×